ADVIES

De liquidatiereserve

12/05/2015

Met ingang van 1 oktober 2014 verhoogde men de liquidatieboni van 10% naar 25%. Deze verhoging ging gepaard met een overgangsregeling waarbij men de mogelijkheid had om bestaande reserves uit te keren aan 10%, op voorwaarde dat men de voorafgaandelijke dividenduitkering incorporeerde in kapitaal. De commotie rond de tariefverhoging en de overgangsregeling monde nu uit in een “permanente overgangsregeling” genaamd “de liquidatiereserve”.

Voor wie van toepassing?

Het is enkel van toepassing voor kleine KMO-vennootschappen overeenkomstig het Wetboek van Vennootschappen. Men moet klein zijn op het moment dat men de liquidatiereserve aanlegt. Het is geen probleem als de vennootschap nadien groot wordt.

Wat is een liquidatiereserve?

KMO-vennootschappen kunnen hun winst van het boekjaar na belastingen overboeken naar een liquidatiereserve. Dit is een gewone boeking op één of meerdere rekeningen van het passief. Er is geen notariële akte of publicatie vereist. Winsten van vorige boekjaren komen niet in aanmerking.

Op deze liquidatiereserve moeten zij dan een afzonderlijke aanslag betalen van 10%. Deze afzonderlijke aanslag is een anticipatieve heffing en zal gewoon moeten betaald worden via de aanslag vennootschapsbelasting.

Bij latere ontbinding van de vennootschap moet er geen roerende voorheffing meer betaald worden op de liquidatiebonus, die normaal 25% bedraagt.

Bij een dividenduitkering na 5 jaar is er slechts een roerende voorheffing van 5% verschuldigd en 15% bij een dividenduitkering binnen de 5 jaar. De periode van 5 jaar begint te lopen vanaf de afsluitdatum van het belastbaar tijdperk waarin de liquidatiereserve werd aangelegd. Indien men een liquidatiereserve boekt in het boekjaar 2015 en de algemene vergadering van 2020 beslist de liquidatiereserve uit te keren, moet men 15% roerende voorheffing betalen omdat er nog geen 5 jaar verstreken zijn. Indien men wacht tot 2021 zal het slechts 5% roerende voorheffing zijn.

Aandachtspunten

  1. Men moet de 10% onmiddellijk betalen. Ze verdwijnt dus onmiddellijk uit het vermogen van de vennootschap. Men heeft minder liquide middelen en het heeft ook nadelige gevolgen voor de berekening van de notionele intrestaftrek.
  2. Indien er nadien verliezen worden geleden en men bij de liquidatie van de vennootschap minder reserves kan uitkeren is men de 10% kwijt.
  3. Het is alleen maar interessant indien de aandeelhouders natuurlijke personen zijn. Indien de aandeelhouders vennootschappen zijn, zal er in de meeste gevallen geen roerende voorheffing van toepassing zijn bij dividenduitkeringen. Gezien er op de liquidatiereserve een afzonderlijke heffing van 10% vennootschapsbelasting van toepassing is die niet verrekenbaar of terugbetaalbaar is, is dit nadelig voor vennootschappen-aandeelhouders. Ook als de aandeelhouders nu natuurlijke personen zijn en later komen de aandelen in handen van een vennootschap is de 10% afzonderlijke aanslag definitief verloren.
  4. De nieuwe regeling is vooral interessant voor vennootschappen die onderworpen zijn aan 25% roerende voorheffing bij dividenduitkeringen of bij liquidatie. Maar KMO-vennootschappen opgericht na 1 juli 2013 kunnen, als ze aan een aantal voorwaarden voldoen, genieten van het tarief van 15% roerende voorheffing op dividenduitkeringen. Zij hebben alleen maar baat om een liquidatiereserve te boeken ingeval van liquidatie van de vennootschap om te kunnen genieten van de 10% roerende voorheffing.

Conclusie

De liquidatiereserve is een interessante maatregel voor KMO-vennootschappen die onderworpen zijn aan het tarief van 25% roerende voorheffing en die dividenden zouden willen uitkeren of over een aantal jaren gaan liquideren. Maar zoals hiervoor omschreven zal men toch altijd moeten rekening houden met een aantal aandachtspunten.