Ondernemen is nooit helemaal zonder risico. En als zelfstandig ondernemer kan het ook al eens mislopen. Daarom hebben zelfstandigen de mogelijkheid om hun privé-woning te laten beschermen tegen beslag. Hiervoor moet er een akte van onbeslagbaarheid opgemaakt worden door een notaris. Op deze manier kan men de gezinswoning beschermen ingeval van faillissement.

Wie komt hiervoor in aanmerking?

Elke zelfstandige, beoefenaar van een vrij beroep of mandataris van een rechtspersoon (zaakvoerder, bestuurder, werkend vennoot en personen gelast met het dagelijks bestuur) in hoofdberoep of bijberoep komen hiervoor in aanmerking. Ook gepensioneerden met een toegelaten zelfstandige activiteit na pensionering kunnen deze verklaring afleggen.

Voorwaarden?

Er moet een akte van onbeslagbaarheid opgemaakt worden door een notaris. De notariële akte moet dan overgeschreven worden in een register op het kantoor van de hypotheekbewaarder van het arrondissement waar het goed gelegen is.

Enkel de hoofdverblijfplaats kan beschermd worden. De hoofdverblijfplaats is de plaats waar een gezin of alleenstaande gewoonlijk leeft. Dit zal meestal, maar niet noodzakelijk, de woning zijn waar men gedomicilieerd is. Men moet niet noodzakelijk volle eigenaar zijn van het onroerend goed. Ook blote eigendom, vruchtgebruik, erfpacht en opstal komen in aanmerking.

De gehuwde zelfstandige behoeft, ongeacht het feit dat hij alleen eigenaar zou zijn dan wel het onroerende goed hem toebehoort voor de onverdeeldheid of in het gemeenschappelijk vermogen valt, de instemming van zijn echtgenoot.

Wat bij gemengd gebruik?

Wanneer de hoofdverblijfplaats zowel voor beroeps- als privédoeleinden wordt gebuikt, dient de notaris dit duidelijk te omschrijven in de akte.

Indien het beroepsmatig gedeelte minder dan 30% beslaat van de totale oppervlakte van het onroerend goed, kunnen de rechten op het hele onroerend goed niet vatbaar voor beslag worden verklaard.

Beslaat het beroepsmatig gedeelte echter 30% of meer van de totale oppervlakte, dan kan slechts een verklaring van niet-vatbaarheid worden afgelegd voor het privé-gedeelte van de hoofdverblijfplaats, mits vooraf statuten worden opgesteld. Het opstellen van deze statuten heeft tot doel dat er verschillende juridische entiteiten ontstaan binnen het gehele onroerend goed. Bijgevolg is er in dit geval geen bescherming met betrekking tot het beroepsgedeelte van de woning.

Voor welke schulden?

De niet-vatbaarheid voor beslag geldt enkel voor schulden die betrekking hebben op de beroepsactiviteit en niet op privé schulden. Het heeft ook alleen maar betrekking op schulden die ontstaan zijn na registratie van de akte van onbeslagbaarheid. Het is ook niet van toepassing bij misdrijven of grove fouten van bestuurders of zaakvoerders die hebben bijgedragen tot het faillissement van de vennootschap.

Wat bij verkoop van de woning?

De bescherming blijft gehandhaafd als de zelfstandige de woning verkoopt en met deze opbrengsten een nieuwe hoofdverblijfplaats aankoopt, mits men voldoet aan bepaalde voorwaarden. Als eerste voorwaarde is vereist dat de opbrengst van de verkoop van de eerste hoofdverblijfplaats bewaard blijft in handen van de notaris die de verkoopakte heeft verleden. Ten tweede moet men binnen één jaar een nieuwe hoofdverblijfplaats aangekocht hebben. Ten derde dient in de akte van de aankoop van de nieuwe hoofdverblijfplaats een verklaring van wederbelegging van deze fondsen te worden opgenomen.

Conclusie

Het valt zeker te overwegen als zelfstandig ondernemer of bestuurder van een vennootschap om een akte van onbeslagbaarheid te laten opmaken bij een notaris. Een nadeel zou wel kunnen zijn dat sommige banken of kredietinstellingen minder gemakkelijk leningen zullen verschaffen, gezien zij dan minder zekerheden hebben.

Checklist aangifte personenbelasting inkomsten 2017

De berekening van de sociale bijdragen voor zelfstandigen werd vanaf 1 januari 2015 grondig hervormd. De sociale bijdragen worden niet meer berekend op de inkomsten van drie jaar voordien, maar op het inkomen van het jaar zelf.

Principe

Alle natuurlijke personen die in België een beroepsactiviteit uitoefenen, als zelfstandige of als bedrijfsleider, zijn in principe verplicht om sociale bijdragen te betalen.

Sinds 1 januari 2015 worden de sociale bijdragen berekend op basis van het beroepsinkomen van het jaar zelf. Omdat het inkomen van 2015 nog niet gekend is, zal men als voorlopige basis het inkomen van drie jaar terug nemen. Dus voor 2015 zal men het beroepsinkomen van 2012 nemen. Als in 2017 het inkomen definitief gekend is, volgt er een regularisatie.

Wat als het inkomen van dit jaar ernstig afwijkt van dat van drie jaar geleden ?

In tegenstelling tot het verleden heeft men nu de mogelijkheid om de bijdragen te laten aanpassen. Starters zullen zelf een raming moeten maken of de minimumbijdragen moeten betalen. Indien de zelfstandige een hoog inkomen verwacht, kan hij ervoor opteren om hogere bijdragen te betalen. Dit kan hij aanvragen bij zijn sociaal fonds. Het voordeel is dat men achteraf geen hoge regularisatie krijgt. De betaalde bijdragen kunnen bovendien ook afgetrokken worden van de inkomsten van het jaar zelf.

Als men de sociale bijdragen wil verlagen moet men dit kunnen aantonen aan de hand van objectieve elementen zoals ziekte, daling omzet, enz. De aanvraag van verlaging van de sociale bijdragen gebeurt volledig onder de verantwoordelijkheid van de zelfstandige zelf. Als de sociale lasten te laag zijn ingeschat, zal er naast de regularisatie ook een verhoging moeten betaald worden. Deze verhoging bedraagt 3% x het aantal kwartalen tussen het bijdragejaar en de regularisatie, bijkomend eenmalig verhoogd met 7%. Als men een verhoging heeft gevraagd en dit blijkt achteraf teveel te zijn, krijgt men bij de regularisatie geen vergoeding of bonificatie.

Heeft men er belang bij om dit jaar nog bij te storten ?

Alleen al om onaangename regularisaties te vermijden kan het interessant zijn om een bijkomende storting te doen indien blijkt dat de inkomsten dit jaar hoger zijn dan in het refertejaar 2012. Zelfstandigen hebben als voordeel als ze nu anticiperen op deze regularisaties, men deze bijkomende storting onmiddellijk kunnen aftrekken van de beroepsinkomsten van 2015. Hierdoor zakt het netto-belastbaar inkomen, alsook de sociale bijdragen op het ogenblik van de regularisaties.

Met de Wet van 16 januari 2003 tot oprichting van de Kruispuntbank van Ondernemingen (afgekort “KBO”) werd het Handelsregister afgeschaft. Sindsdien krijgt elke onderneming een uniek ondernemingsnummer. Bij de overgang van het handelsregister naar het nieuwe systeem van de KBO’s werden bij een aantal ondernemingen de activiteiten onvolledig of niet correct overgenomen, net zoals bepaalde exploitatieadressen.

Het is van essentieel belang dat de activiteiten van de onderneming juist zijn ingeschreven bij de KBO. Een verkeerde inschrijving kan belangrijke gevolgen hebben. We sommen ze hierna eventjes op.

Boetes

Indien een onderneming niet correct is ingeschreven, kan de overheid een boete opleggen die kan oplopen van 62 € tot 10.000 €.

De klant betaalt niet

Indien de ondernemer een rechtsvordering wil instellen tegen een klant die niet wil betalen dan moet de onderneming zelf rechtsgeldig ingeschreven zijn in de KBO. Daarnaast dient de rechtsvordering van de onderneming ook gebaseerd te zijn op een activiteit waarvoor de onderneming op datum van de inleiding van de dagvaarding is ingeschreven in de KBO. Bv iemand die is ingeschreven als schrijnwerker, mag geen vordering instellen voor vloerwerken. Dus de schrijnwerker loopt het risico dat zijn factuur niet zal betaald worden.

Niet aftrekbare beroepskosten

De fiscus kan ook kosten verwerpen als deze betrekking hebben op een activiteit die niet werd ingeschreven in de KBO. Bv een dokter heeft een appartement aan zee dat hij verhuurt. Als men niet werd ingeschreven voor deze activiteit, kan de fiscus de kosten met betrekking tot het appartement verwerpen. De huuropbrengsten zijn daarentegen wel belastbaar.

Verliezen van RSZ-verminderingen

Indien u personeel tewerkstelt bij vestigingseenheden die niet vermeld staan in de KBO, loopt u het risico om RSZ-verminderingen te verliezen voor deze personeelsleden.

Zoals u kan zien is het zeer belangrijk dat de activiteiten correct zijn ingeschreven bij de KBO. Het kan zijn dat er iets is misgelopen bij de omzetting van het handelsregister naar de KBO, maar ondernemingen evolueren ook door de jaren heen. De activiteiten waarmee men is gestart, zijn niet noodzakelijk nog hetzelfde op vandaag.

U kan uw inschrijving in eerste instantie zelf controleren op de toepassing KBO Public Search op de website van FOD Economie. Indien u daar verder nog vragen over heeft, kan u altijd terecht bij uw Ondernemingsloket of uw boekhouder/accountant.

De berekening van de sociale bijdragen voor zelfstandigen zal grondig worden hervormd. Vanaf 1 januari 2015 worden de sociale bijdragen niet meer berekend op de inkomsten van drie jaar voordien, maar op het inkomen van het jaar zelf.

Principe

Alle natuurlijke personen die in België een beroepsactiviteit uitoefenen, als zelfstandige of als bedrijfsleider, zijn in principe verplicht om sociale bijdragen te betalen. Momenteel worden deze sociale bijdrage berekend op het referte-inkomen van drie jaar terug. Voor beginnende zelfstandigen die nog geen drie jaar bezig zijn, is het referte-inkomen een geraamd inkomen van het bijdragejaar zelf.

Situatie vanaf 2015

Vanaf 1 januari 2015 zullen de sociale bijdragen berekend worden op basis van het beroepsinkomen van het jaar zelf. Zowel voor beginnende zelfstandige als zelfstandigen die al meer dan drie jaar bezig zijn. Omdat het inkomen van 2015 nog niet gekend is, zal men als voorlopige basis het inkomen van drie jaar terug nemen. Dus voor 2015 zal men het beroepsinkomen van 2012 nemen. Als in 2017 het inkomen definitief gekend is, volgt er een regularisatie.

Wat als het inkomen van dit jaar ernstig afwijkt van dat van drie jaar geleden ?

In tegenstelling tot het verleden heeft men nu de mogelijkheid om de bijdragen te laten aanpassen. Starters zullen zelf een raming moeten maken of de minimumbijdragen moeten betalen. Indien de zelfstandige een hoog inkomen verwacht, kan hij ervoor opteren om hogere bijdragen te betalen. Dit kan hij aanvragen bij zijn sociaal fonds. Het voordeel is dat men achteraf geen hoge regularisatie krijgt. De betaalde bijdragen kunnen bovendien ook afgetrokken worden van de inkomsten van het jaar zelf.

Als men de sociale bijdragen wil verlagen moet men dit kunnen aantonen aan de hand van objectieve elementen zoals ziekte, daling omzet, enz. De aanvraag van verlaging van de sociale bijdragen gebeurt volledig onder de verantwoordelijkheid van de zelfstandige zelf. Als de sociale lasten te laag zijn ingeschat, zal er naast de regularisatie ook een verhoging moeten betaald worden. Deze verhoging bedraagt 3% x het aantal kwartalen tussen het bijdragejaar en de regularisatie, bijkomend nog eenmalig verhoogd met 7%. Als men om een verhoging heeft gevraagd en dit blijkt achteraf teveel te zijn, krijgt men bij de regularisatie geen vergoeding of bonificatie.

Opportuniteiten

Men kan in 2014 het loon verhogen. Indien men dit jaar een hoger loon opneemt, zal dat geen hogere sociale bijdragen met zich meebrengen.

Indien men in 2014 de activiteit stopzet, zal men op de stopzettingsmeerwaarde ook geen sociale bijdrage moeten betalen. Men kan dus beter de activiteit stopzetten in 2014 dan begin 2015.

De bestaande anti-witwaswetgeving van 11 januari  1993 werd opnieuw herschreven.  De wetgeving is vanaf 1 januari 2014 weer strenger geworden en deze verstrenging heeft betrekking op twee luiken. Enerzijds heeft het betrekking op het gebruik van contant geld bij vastgoedtransacties en anderzijds heeft het betrekking op contante betalingen bij de verkoop door handelaars of bij dienstprestaties verricht door dienstverstrekkers voor een bedrag van 3.000,00 € of meer.

Vastgoedtransacties

Artikel 20 van de nieuwe wet luidt als volgt :

Vanaf 1 januari 2014 mag er dus bij de verkoop van een onroerend goed niets meer cash betaald worden. Zelfs als twee particulieren in eerste instantie een compromis sluiten, zonder tussenkomst van een vastgoedmakelaar of notaris, mag er niet met cash geld betaald worden.

Andere transacties

Vanaf 1 januari 2014 mag de prijs van de verkoop van goederen door een handelaar of de geleverde dienstprestaties door een dienstverrichter, waarvan het bedrag 3.000,00 € of meer bedraagt niet meer contant worden vereffend. Er mag wel maximaal 10% van de prijs in contant geld betaald worden met een maximum van 3.000,00 €.

Dus bij een factuur van 6.000,00 € mag men 600,00 €, zijnde 10%, in cash geld betalen.

Het toepassingsgebied werd ook expliciet uitgebreid tot handelaars in edele metalen.

Sancties

Bij de vaststelling van inbreuken op deze bepalingen kan men een geldboete opleggen van 250,00 € tot 225.000,00 €. De boete mag echter niet meer bedragen dan 10% van de ten onrechte ontvangen cash betalingen.

In de wet is voorzien dat de handelaar of dienstverrichter dit kan melden aan de CFI. Maar er werd bij Koninklijk Besluit nog niet bepaald welke handelaars en dienstverrichters dit moeten doen.

Dus indien u elke cash ontvangst zou melden aan de CFI (www.ctif.cfi.be), kan men u principieel geen boete opleggen.

De bestaande anti-witwaswetgeving van 11 januari 1993 werd in 2010 herschreven. Enerzijds wordt er door deze wet een meldingsplicht opgelegd aan een steeds groter wordende groep van beroepen, waaronder accountants.  Maar deze wet voorziet ook het verbod om cash betalingen te doen boven de 15.000 €.

De artikelen 20 en 21 van deze wet luiden als volgt :

Artikel 20:
De prijs van de verkoop van een onroerend goed mag enkel vereffend worden door middel van overschrijving of cheque, uitgezonderd voor een bedrag van 10 % van de prijs van de verkoop, en voor zover dit bedrag niet hoger is dan 15.000 €. De verkoopovereenkomst en –akte moeten het nummer van de financiële rekening vermelden waarlangs het bedrag werd of zal worden overgedragen.

Wanneer de in artikel 2, § 1, 19° (vastgoedmakelaars en landmeters-experten), en 3, 1° (notarissen) bedoelde personen vaststellen dat voornoemde bepaling niet werd nageleefd, brengen zij dit onmiddellijk schriftelijk of elektronisch ter kennis van de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI).

 Artikel 21:
De prijs van de verkoop door een handelaar van één of meerdere goederen voor een bedrag van 15.000 € of meer, mag niet in contanten worden vereffend, ongeacht of de verkoop plaatsvindt in één verrichting of via meerdere verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan.

Op de niet-naleving van artikel 21 staan bovendien strafsancties. Bij overtreding van deze bepaling kan namelijk een geldboete worden opgelegd van 1.375 € tot 1.237.500 €. De geldboete mag in elk geval niet meer bedragen dan 10 % van het ten onrechte in cash betaalde bedrag. Ook deelnemen aan dergelijke overtreding is strafbaar. Eenzelfde boete kan worden opgelegd aan personen die het onderzoek naar de overtreding van het voornoemde artikel 21 belemmeren.

Een gewone handelaar behoort niet tot de groep van meldingsplichtigen voorzien in de wet van 11 januari 1993. Indien hij toch cash 15.000 € of meer zou ontvangen, moet hij dit niet melden aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI). Hij riskeert wel de voormelde strafsancties op te lopen.

Niet enkel de officieren van de gerechtelijke politie hebben de bevoegdheid om de inbreuken op artikel 21 op te sporen en vast te stellen, ook de ambtenaren hiertoe aangesteld door de minister van Economische zaken hebben deze bevoegdheid.

 

Verplichte werfmeldingen aan de RSZ

Vooraleer werken aan te vatten, moeten (hoofd)aannemers aan de RSZ inlichtingen verstrekken over de aard van de werken, de omvang van de werken, de opdrachtgever, de onderaannemers, begin- en einddatum van de werken, enz.

Vanaf 1 juni 2009 moeten alle werken in “onroerende staat alsmede bepaalde andere werken” aangegeven worden. Werken waarvoor geen beroep gedaan wordt op onderaannemers en waarvan het totaalbedrag minder dan 25.000 € (excl. BTW) bedraagt, moeten niet gemeld worden. Particulieren zelf hebben geen meldingsplicht voor werken aan de eigen private woning. Het is hun (hoofd)aannemer die daarvoor moet instaan.

De werken in onroerende staat, zijn alle werken die betrekking hebben op het bouwen, het verbouwen, het afwerken, het inrichten, het herstellen, het onderhouden, het reinigen en het afbreken, geheel of ten dele, van een uit zijn aard onroerend goed, alsmede elke handeling die zowel erin bestaat een roerend goed te leveren en het meteen op zodanige wijze aan te brengen aan een onroerend goed dat het onroerend uit zijn aard wordt.

Andere beoogde werken : zelfs indien zij geen werken in onroerende staat in de zin van de hierboven geformuleerde definitie uitmaken, worden de hierna volgende activiteiten eveneens bedoeld :

  1. Iedere handeling die tot voorwerp heeft zowel de levering als de aanhechting aan een gebouw :
    1. van de bestanddelen of een gedeelte van een installatie voor centrale verwarming of airconditioning, daaronder  begrepen de branders, de reservoirs en de regel- en controletoestellen verbonden aan de ketels of aan de radiatoren;
    2. van de bestanddelen of een gedeelte van een sanitaire installatie van een gebouw en, meer algemeen, van alle vaste toestellen voor sanitaire of hygiënisch gebruik aangesloten op een waterleiding of een riool;
    3. van de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van een elektrische installatie van een gebouw, met uitzondering van toestellen voor de verlichting en van lampen;
    4. van de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van een elektrische belinstallatie, van brandalarmtoestellen, van alarmtoestellen tegen diefstal en van een huistelefoon;
    5. van opbergkasten, gootstenen, gootsteenkasten en meubels met ingebouwde gootsteen, wastafels en meubels met ingebouwde washoek, zuigkappen, ventilators en luchtverversers waarmee een keuken of badkamer is uitgerust;
    6. van luiken, rolluiken en rolgordijnen die aan de buitenkant van het gebouw worden geplaatst;
    7. Iedere handeling die tot voorwerp heeft zowel de levering van wandbekleding of vloerbekleding als de plaatsing ervan in een gebouw, ongeacht of die bekleding of bedekking aan het gebouw wordt vastgehecht of eenvoudig ter plaatse op maat wordt gesneden volgens de afmeting van de te bedekken oppervlakte:
    8. Ieder werk dat bestaat in het aanhechten, het plaatsen, het herstellen, het onderhouden en het reinigen van goederen bedoeld in 1° en 2° hierboven.

Wordt ook bedoeld de ter beschikkingstelling van personeel met het oog op het verrichten van een werk in onroerende staat of van een onder 1°, 2° en 3° hierboven bedoelde handeling.

Om praktische redenen wordt een lijst van 28 activiteiten voorgesteld zodat de aannemers, die aangifte doen, in staat zijn om gemakkelijk de werken te identificeren die worden uitgevoerd door de onderaannemers waarop zij beroep doen. Deze lijst wordt vervolledigd door niet exhaustieve voorbeelden, details en toelichtingen. Er moet worden opgemerkt dat de activiteiten in kwestie worden bedoeld in de context van de definitie van “alle werken in onroerende staat” : bouw, onderhoud, herstelling, enz.

Activiteitenlijst :

  1. Waterbouwkundige werken, zee- en stroomwerken
  2. Grondwerken
  3. Slopingswerken
  4. Metsel- en betonwerken
  5. Leggen van kabels en diverse leidingen
  6. Voegwerken
  7. Timmer- en schrijnwerk en metalen schrijnwerk
  8. Dakbedekken en isolatie tegen vochtigheid
  9. Thermische en/of geluidsisolatie
  10. Plaatsing van prefabelementen
  11. Plaatsen van houten voorwerpen of producten
  12. Glaswerken
  13. Stukadoorswerken
  14. Werken die verband houden met het schilderen, stofferen en behangen
  15. Restauratiewerken
  16. Steen- en marmerwerken
  17. Muur- en grondbekledingswerken (met uitzondering van hout)
  18. Sanitaire installaties, centrale verwarming, loodgieters- en zinkwerk, aanleg van buizen en leidingen
  19. Installatie van steigers
  20. Metaalconstructies en metalen kunstwerken
  21. Werken aan wegen
  22. Bouw van niet-metalen kunstwerken
  23. Spoorlijnwerken
  24. Elektrotechnische werken
  25. Aanleg en onderhoud van diverse terreinen
  26. Landbouwwerken
  27. Schoonmaak- en onderhoudswerken
  28. Speciale installaties

Aangifte

De werfmeldingen moeten vanaf 1 juni 2009 via elektronische weg gebeuren. Dit kan via de volgende site : www.socialsecurity.be/site.

De aannemer dient de toepassing ‘Unieke werfmelding” te gebruiken om één of meerdere bouwplaatsen aan te geven op het Belgisch grondgebied. Men kan ook informatie op een eerder ingevoerde aangifte toevoegen, wijzigen en consulteren.

Een unieke werfmelding bestaat uit twee delen :

 Sancties

Bij onjuiste informatie aangaande begin- en einddatum van de werken, data van begin en einde van de tussenkomst van de onderaannemers, zal er een forfaitaire vergoeding verschuldigd zijn van     150 €.

De aannemer die de verplichting om werken aan te geven niet naleeft, is aan de RSZ een som verschuldigd die gelijk is aan 5 % van het totale bedrag van de werken, exclusief BTW, die niet gemeld zijn.

De onderaannemer die nalaat om aan de aannemer schriftelijk te signaleren dat hij een beroep doet op één of meerdere andere onderaannemers is zelf aan de RSZ een som verschuldigd die gelijk is aan 5 % van het totale bedrag van de werken, exclusief BTW, die hij toevertrouwd heeft aan zijn onderaannemer of aan zijn onderaannemers.

Indien de som die van de aannemer gevorderd wordt, veroorzaakt werd door een fout van een onderaannemer, wordt deze som verminderd met het bedrag dat door de betrokken onderaannemer voor deze fout daadwerkelijk betaald werd aan de RSZ.

Ingeval van overmacht of bij een eerste overtreding kan de RSZ vrijstelling verlenen van de sanctie. In bepaalde gevallen kan de sanctie tot 50 % verminderd worden.