Checklist aangifte personenbelasting inkomsten 2014

Checklist aangifte personenbelasting inkomsten 2013

Checklist aangifte personenbelasting inkomsten 2012

Vanaf 1 januari 2013 gelden er een aantal nieuwe regels inzake de aftrek en de opeisbaarheid van de BTW.  De nieuwe regels zijn van toepassing voor de elektronische facturen, maar gelden ook voor de gewone papieren facturen. Wij gaan het hier enkel hebben over de papieren facturen.

Voortaan maakt het louter uitreiken van een factuur vóór de levering of betaling, de BTW niet meer opeisbaar.

 

De BTW en de factuur

Tot op heden kon men enkel de BTW aftrekken als men een factuur had. Vereiste is dat de factuur alle verplichte BTW-vermeldingen bevat. Zonder de verplichte BTW-vermeldingen is de BTW niet aftrekbaar.

Vanaf 2013 zal de factuur op zich niet automatisch recht op BTW-aftrek geven. Net zoals bij de elektronische facturen moet men ook bij de gewone facturen de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud kunnen waarborgen. Men moet  vanaf nu kunnen aantonen dat de factuur overeenstemt met een werkelijke levering. Elke bedrijfscontrole die een betrouwbaar controlespoor tussen een factuur en een levering van een goed of een dienst aantoont, kan worden gebruikt om deze waarborg te leveren. Die bedrijfscontroles kunnen bijvoorbeeld bestaan in het in overeenstemming brengen van bewijsstukken van de onderneming, waardoor wordt aangetoond dat de facturering deel uitmaakt van een geïntegreerd bedrijfs- en boekhoudproces en niet als een alleenstaand proces. Een betrouwbaar controlespoor moet een verband kunnen aantonen tussen de handeling en de facturering, zodat kan worden gewaarborgd dat de uitgereikte factuur een handeling weerspiegelt die werkelijk heeft plaatsgevonden.

Concreet betekent dit dat men naast de factuur ook nog een bestelbon of leveringsbon moet hebben. Ook onderliggende contracten of transportbewijzen kunnen als bewijs dienen. Kortom al de stukken die de uiteindelijke factuur ondersteunen dienen bijgehouden te worden om recht op aftrek te hebben.

 

Opeisbaarheid van de BTW

Vandaag komt de regeling er samengevat op neer dat de BTW in beginsel opeisbaar wordt op het moment van levering of voltooiing van de dienst. Op dat moment moet de leverancier de BTW doorstorten en kan de afnemer de BTW aftrekken. Een uitzondering is er echter wanneer er op voorhand een factuur wordt uitgereikt of een betaling wordt ontvangen. Dan is de BTW opeisbaar op het moment dat de factuur wordt uitgereikt of de betaling wordt ontvangen.

Vanaf 1 januari 2013 zal deze regeling bij vooruitbetalingen wijzigen. De nieuwe regeling bepaalt dat “indien vooruitbetalingen worden gedaan alvorens de goederen zijn geleverd of diensten zijn verricht, de belasting opeisbaar wordt op het tijdstip van ontvangst van de vooruitbetaling, ten belope van het ontvangen bedrag”. Dus enkel een betaling vóór de levering of voltooiing van de dienst, kan de BTW vooraf opeisbaar maken. Dit heeft als gevolg dat een voorafgaande factuur de BTW niet meer opeisbaar maakt, tenzij de betaling gelijktijdig gebeurt. Dit heeft ook zijn gevolgen voor het ogenblik waarop de BTW aftrekbaar wordt.

Dwz dat als men een voorschotfactuur opmaakt, de BTW niet meer moet afgedragen worden en ook niet meer aftrekbaar is, tot de datum van betaling of uiteindelijke levering of voltooiing van de dienst.

Maar de wetgever geeft zelf aan dat wij artikel 51, §1, 3° niet uit het oog mogen verliezen. Dit artikel bepaalt dat de belasting verschuldigd is door eenieder die op een factuur BTW vermeldt, zelfs indien er geen goed werd geleverd noch een dienst werd verstrekt. Deze bepaling is er voornamelijk om fiscale fraude tegen te gaan. Dit wil dus zeggen dat indien men een voorschotfactuur maakt, zonder dat deze wordt betaald, de BTW onmiddellijk moet afgedragen worden, maar deze BTW is niet meer aftrekbaar bij de afnemer tot deze factuur betaald is of de levering van het goed of de dienst heeft plaatsgevonden. Maw de leverancier moet de BTW  wel al betalen, maar de afnemer kan de BTW nog niet aftrekken.

Het is niet meteen duidelijk wat de wetgever met deze toelichting juist heeft bedoeld, maar het lijkt erop dat men wil zeggen dat een onderneming niet zomaar een factuur mag uitreiken vooraleer de levering of betaling heeft plaatsgevonden. Het spreekt dus voor zich dat men vanaf 2013 voorzichtig moet zijn met het opmaken van voorschotfacturen en dat dit een aanpassing van de boekhouding vereist.

Checklist aangifte personenbelasting inkomsten 2010

Een voordeel van alle aard is een voordeel dat een onderneming toekent aan een personeelslid of aan een bedrijfsleider, bv. een bedrijfswagen, de terbeschikkingstelling van een onroerend goed, enz.

Deze voordelen van alle aard worden beschouwd als een beroepsinkomen. De werknemer of bedrijfsleider die dit voordeel ontvangt, zal dus belasting moeten betalen op het bedrag dat overeenkomt met de waarde van het voordeel van alle aard.

Bepaalde voordelen van alle aard worden in hoofde van de werknemer of bedrijfsleider belast op  basis van een forfaitair bedrag. De berekeningsmethodes werden bij Koninklijk Besluit vastgelegd. In de begroting van 2012 werden hier aanzienlijke wijzigingen aangebracht voor een aantal voordelen van alle aard. De nieuwe berekening van het voordeel van de personenwagens werd zelfs opgenomen in artikel 36 §2 van het Wetboek Inkomstenbelasting en niet meer in het Koninklijk Besluit artikel 18.

Intresten debet rekening-courant

Wie kan beschikken over gelden van zijn vennootschap zonder daarvoor intresten te moeten betalen, wordt belast op een voordeel alle aard of een zgn. voordeel fictieve debetrente.

Het voordeel van de debetrente wordt berekend op de gemiddelde stand van de rekening courant. In principe moet deze gemiddelde stand per maand berekend worden, maar als er weinig schommelingen hebben plaatsgevonden kan de gemiddelde stand op jaarbasis berekend worden.

Jaar Intrestvoet
2007 10,40%
2008 11,20%
2009 10,30%
2010 9,00%
2011 8,50%

Bedrijfswagens

Het voordeel alle aard inzake het privé-gebruik van een bedrijfswagen zal niet meer berekend worden in functie van de Co2-uitstoot en de afstand tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, zijnde 5.000 km of 7.500 km. Vanaf 2012 zal het voordeel berekend worden in functie van de Co2-uitstoot en de catalogusprijs van de wagen. Dus een hogere belasting voor duurdere en vervuilende wagens. De cataloguswaarde is de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier inclusief opties en werkelijk betaalde BTW, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno. Dus ook bij tweedehandsvoertuigen wordt de berekening gemaakt op basis van de nieuwwaarde. Als correctie op de nieuwwaarde mag men ieder jaar de nieuwwaarde verminderen met 6%, per levensjaar van het voertuig, met een maximum van 30%. De basis-Co2 coëfficient bedraagt 5,5% voor een Co2-uitstoot van 95g/km voor dieselvoertuigen en 115 g/km voor benzinevoertuigen. Wanneer de uitstoot hoger ligt, zal de coëfficiënt verhogen met 0,1% per Co2-gram, met een maximum percentage van 18%. Ligt de uitstoot lager dan wordt de coëfficiënt verminderd met 0,1% per Co2-gram met een minimum percentage van 4%. De berekening zal ook beperkt worden tot 6/7. Het belastbaar voordeel bedraagt minstens 1.200 € per jaar voor 2012.

Tot en met 2011 Vanaf 2012
Formule :

– 5.000 km of 7.500 km x Co2-uitstoot

Co2-coëfficiënt :
– diesel : 0,00237

– benzine : 0,00216

Afstand :

– 5.000 km : woon-werkafstand tot 25 km

– 7.500 km : woon-werkafstand vanaf 25 km

Formule :

– cataloguswaarde x Co2-uitstoot % x 6/7

– cataloguswaarde verminderen met 6% per jaar   met een maximum van 30%

Co2-uitstoot %:

  • diesel :
    -> 5,5% : + 0,1% per Co2 hoger dan 95 gr

-> 5,5% : -0,1% per Co2 lager dan 95 gr

  • benzine :

-> 5,5% : +0,1% per Co2 hoger dan 115 gr

-> 5,5% : -0,1% per Co2 lager dan 115 gr

Minimum % = 4 %

Maximum % = 18 %

Voordeel steeds minimum 1.200  €

Voorbeeld :

Men heeft een wagen die een waarde heeft inclusief BTW en opties en zonder de verkregen kortingen van 50.000 €. Het betreft een diesel met een Co2-uitstoot van 150 gr/km en de afstand van de woning tot het werk is 15 kilometer.

Belastbaar voordeel in 2011 :
-> 5.000 km x 150 Co2 x 0,00237 = 1.777,50

Belastbaar voordeel in 2012 :
-> 50.000 € x (5,5% +(150-95) x 0,1%)) x 6/7 of 50.000 € x 11% x 6/7 = 4.714,29

Stel deze wagen is 2 jaar oud :

-> (50.000 € x 88 %) x (5,5% +(150-95) x 0,1%) x 6/7 of 50.000 x 88% x 11% x 6/7 = 4.148,57

Woning

Voor de gratis terbeschikkingstelling van woningen wordt de coëfficiënt, bij woningen waarvan het kadastraal inkomen hoger is dan 745 €, opgetrokken van 2 naar 3,8. Voor woningen met een kadastraal inkomen lager dan 745 € zal er dus niets wijzigen en blijft het 1,25.

Tot en met 2011 Vanaf 2012
Formule :

KI < 745 : privégedeelte geïnd.KI x 100/60 x  1,25

KI >745 : privégedeelte geïnd.KI x 100/60 x 2

Formule :

KI <745 : privégedeelte geïnd.KI x 100/60 x 1,25

KI >745 : privégedeelte geïnd.KI x 100/60 x 3,8

Bij gemeubelde woningen moet men het voordeel alle aard nog eens verhogen met 2/3.

Voorbeeld :

U hebt een woning met een geïndexeerd kadastraal inkomen van 1.500 €.

Belastbaar voordeel in 2011 : 1.500 x 100/60 x 2 = 5.000

Belastbaar voordeel in 2012 : 1.500 x 100/60 x 3,8 = 9.500

Elektriciteit en verwarming

Aangaande de verstrekking van elektriciteit en verwarming komt er eveneens een verhoging van de bedragen van de voordelen.

Voor leidinggevend personeel en bedrijfsleiders :

2010 2011 2012
Verwarming 1.480,00 1.640 € 1.820 €
Elektriciteit 740,00 820,00 € 910,00 €

Deze bedragen worden ook voortaan jaarlijks geïndexeerd.

Niemand betaalt graag belastingen. Om weinig belastingen te betalen moet men het belastbaar inkomen zo laag mogelijk trachten te houden. Het is dan ook belangrijk om te weten welke kosten men kan aftrekken van de ontvangen inkomsten.

Wat zijn aftrekbare beroepskosten ?

Beroepskosten zijn uitgaven die men gedaan heeft om een beroepsactiviteit te kunnen uitoefenen. Er moet dus een verband zijn tussen de kost en de beroepsactiviteit.

Artikel 49 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen zegt het volgende over beroepskosten :

“Als beroepskosten zijn aftrekbaar de kosten die de belastingplichtige in het belastbare tijdperk heeft gedaan of gedragen om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden en waarvan hij de echtheid en het bedrag verantwoordt door middel van bewijsstukken of, ingeval zulks niet mogelijk is, door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed.

Als in het belastbare tijdperk gedaan of gedragen worden beschouwd, de kosten die in dat tijdperk werkelijk zijn betaald of gedragen of het karakter van zekere en vaststaande schulden of verliezen hebben verkregen en als zodanig zijn geboekt.”

In dit artikel kan men 4 belangrijke principes terugvinden :

  1. De kosten moeten verband houden met de beroepsactiviteit. Privé-uitgaven zijn dus niet aftrekbaar.
  2. De kosten moeten in het jaar van aftrek zijn gedragen of betaald of het karakter hebben van een zekere en vaststaande schuld. Dus ook kosten die nog niet in het jaar zelf werden betaald maar waar men de factuur pas een jaar na de levering van de goederen of diensten,  ontvangt, kan in kosten geboekt worden.
  3. Om een belastbaar inkomen te verkrijgen of te behouden. Het is dus perfect mogelijk dat men bv in een eerste jaar alleen maar uitgaven heeft maar nog geen inkomsten.
  4. Verantwoord door bewijsstukken. Men zal dus facturen, BTW bonnetjes, bankuittreksels, contracten moeten bijhouden als bewijsstuk.

Zelfstandigen en vennootschappen moeten hun werkelijke beroepskosten bewijzen. Personen die een vrij beroep uitoefenen, bedrijfsleiders en loontrekkenden hebben de mogelijkheid om te kiezen tussen de aftrek van werkelijke beroepskosten of de aftrek van het wettelijk forfait. Wij gaan het in dit geval enkel hebben over de werkelijke beroepskosten.

Bij eenmanszaken zullen er kosten zijn die zowel een beroepsmatig als een privé-karakter hebben. Voor deze gemengde kosten zal er een verhouding moeten bepaald worden tussen beroep en privé.

Niet aftrekbare kosten of slechts gedeeltelijk aftrekbare kosten

Bepaalde kosten zijn niet aftrekbaar of slechts gedeeltelijk aftrekbaar. Dit noemt men de verworpen uitgaven.

100 % verworpen :

50 % verworpen :

31 % verworpen :

25 % verworpen :

–        Bij eenmanszaken zijn de autokosten voor 25% verworpen.

–        Bij vennootschappen zijn dezelfde autokosten aftrekbaar in functie van de Co2 uitstoot van het voertuig :

Diesel Benzine Aftrekbaarheid
0 tot 60 gram 0 tot 60 gram 100 %
61 tot 105 gram 61 tot 105 gram 90 %
106 tot 115 gram 106 tot 125 gram 80 %
116 tot 145 gram 126 tot 155 gram 75 %
146 tot170 gram 156 tot 180 gram 70 %
171 tot 195 gram 181 tot 205 gram 60 %
> 185 gram > 205 gram 50 %

Brandstofkosten zijn altijd voor 25 % verworpen ongeacht de Co2-uitstoot.

Voor wagens met een Co2 uitstoot van 0 gram (elektrische wagens) is er een aftrek van 120%.

Overzicht aftrekbare beroepskosten

Hierbij trachten wij een overzicht te geven van de beroepskosten, zonder echter volledig te kunnen zijn.

Huisvestingskosten

Kantoorkosten en administratiekosten

Volgende kosten komen hiervoor in aanmerking :

Vervoerskosten

Voor de autokosten verwijzen wij naar de uiteenzetting bij de verworpen uitgaven. Voor vrachtwagens en bestelwagens verwijzen wij naar hetzelfde overzicht van de aftrekbare beroepskosten als bij personenwagens, met dien verstande dat deze kosten 100 % aftrekbaar zijn.

Vergoedingen aan derden

Verkoopkosten

Exploitatiekosten

Andere uitgaven

Hier vermelden wij :

Afschrijvingen

Aankopen van goederen die meerdere jaren worden gebruikt worden als investeringen beschouwd. Hierop zal worden afgeschreven over verschillende jaren, afhankelijk van de levensduur. Op volgende investeringen kan worden afgeschreven :