Ondernemers kunnen in bepaalde gevallen een investeringsaftrek toepassen op investeringen die ze hebben gedaan. Bij deze investeringsaftrek kan u een bepaald percentage van de aanschaffingswaarde van de investeringen die u tijdens het boekjaar hebt aangeschaft, aftrekken van de belastbare winst. De overheid heeft nu voorzien in een gunstmaatregel ter compensatie van de schade geleden door de overheidsmaatregelen tegen het coronavirus. Voor investeringen gedaan tussen 12 maart 2020 en 31 december 2020 wordt deze aftrek uitzonderlijk verhoogd van 8% tot 25%.

Dit percentage wordt in één keer op de volledige investering toegepast. Als er onvoldoende winst is of verlies gemaakt wordt, mag de investeringsaftrek onder bepaalde voorwaarden worden overgedragen naar de winst van het volgend boekjaar. Als extra maatregel mag bovendien ook de ongebruikte investeringsaftrek voor investeringen in 2019 overgedragen worden naar de twee volgende boekjaren in plaats van één boekjaar.

Voor wie?

De investeringsaftrek kan genoten worden door eenmanszaken en kleine vennootschappen die winsten ontvangen uit een industriële, commerciële of landbouwactiviteit. Ook vrije beroepers komen in aanmerking. Grote vennootschappen en vzw’s zijn bijgevolg uitgesloten.

Om als kleine vennootschap beschouwd te worden mag op het einde van het laatst afgesloten boekjaar maximaal 1 criterium overschreden worden:

Voor welke investeringen?

In principe gaat het over alle materiële vaste activa die in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht en om nieuwe immateriële vaste activa. Deze activa moeten in België uitsluitend beroepsmatig worden gebruikt en ze moeten ten minste over drie jaar afgeschreven kunnen worden. Ook geleasede goederen komen in aanmerking.

De investeringsaftrek kan echter niet gebruikt worden voor de volgende activa:

 

Hoeveel belastingen bespaart men?

Stel dat u een machine koopt van 10.000 € dat men afschrijft over 5 jaar. In eerste instantie kan men al jaarlijks een afschrijving in kosten boeken van 2.000 €. Maar boven op deze afschrijving krijgt men nog een éénmalige aftrek van 2.500 € (10.000 € x 25%). Vennootschappen met het normale tarief van 25% doen, dankzij de investeringsaftrek een besparing van 625 € en vennootschappen met het verlaagde tarief van 20% doen dan een besparing van 500 €. Wacht men tot volgend jaar, dan bedraagt de investeringsaftrek 8%, zijnde een belastingbesparing van 200 € of 160 €, afhankelijk van het belastingtarief.

De fiscale administratie zal net als vorige jaren bepaalde kosten en bepaalde activiteitensectoren van naderbij onderzoeken.

In ieder geval zal u een aanzienlijk risico op controle lopen als u nalaat om een belastingaangifte tijdig in te dienen. De fiscus zal in deze situatie “bijzondere aandacht besteden aan uw situatie”. Dit jaar is het dus zeer belangrijk om naast een aangifte te doen, deze ook tijdig te doen. De fiscus bestraft een laattijdige aangifte tegenwoordig immers op dezelfde basis als een niet-aangifte (artikel 444, eerste lid WIB), wat er dus toe kan leiden dat zij eveneens laattijdige aangiftes zouden kunnen viseren.

Hiernaast loopt u als particulier een groter risico op een controle of vraag om inlichtingen in de volgende gevallen:

  1. Betalingen van onderhoudsgeld naar het buitenland: De onderhoudsgelden die u betaalt voor de opvoeding van uw kinderen, de onderhoudsgelden aan uw ex-partner of de onderhoudsgelden aan uw ouders zijn voor 80% aftrekbaar van uw belastbaar inkomen. Als u deze onderhoudsgelden betaalt aan een begunstigde die in het buitenland woont, kan de fiscus u hiervoor om inlichtingen vragen of kan zij overgaan tot controle
  2. Bedrijfsleiders met werkelijke beroepskosten: Om uw beroepsinkomen te verwerven, maakt u normalerwijze kosten. Hiervoor heeft u als bedrijfsleider de keuze om ofwel een forfait van 3% (begrensd tot 2.440 euro) toe te passen, ofwel uw werkelijke beroepskosten te bewijzen. Als u uw werkelijke beroepskosten afgetrokken heeft, kan de fiscus overgaan tot een controle om de echtheid van deze kosten te onderzoeken.
  3. Vastgoed verhuurd voor beroepsdoeleinden: Voor uw aangifte in de personenbelasting is het belangrijk aan wie u verhuurt. Als u aan een particulier verhuurt, wordt u slechts op basis van het kadastraal inkomen belast. Als uw huurder het onroerend goed beroepsmatig gebruikt, of de huurder een vennootschap is, moet u de werkelijk ontvangen brutohuur aangeven. Dit is niet alleen de huurprijs die u ontvangt, maar ook de eventuele huurvoordelen zoals onderhouds- en herstellingskosten die normaal door u gedragen moeten worden maar u aan de huurder doorgerekend heeft. Bovendien mag u zelf gemaakte kosten voor onderhoud en herstellingen niet in aftrek nemen, de fiscus past zelf een kostenforfait van 40% toe. Als u volgens de fiscus een fout maakt bij de aangifte van deze werkelijke huurinkomsten, zal zij u extra viseren.

Tenslotte staan er voor ondernemingen dit jaar de volgende controlepunten op de agenda van de fiscus:

  1. Bedrijfsvoorheffing voor buitenlandse werknemers: Een buitenlandse werknemer die in België gedetacheerd is en hier minstens 183 dagen op een periode van een jaar werkt, is steeds onderworpen aan de Belgische belastingen. In bepaalde situaties heeft dit voor u als werkgever tot gevolg dat u ook op uw bezoldigingen een bedrijfsvoorheffing moet inhouden. Indien u dit nalaat, is de administratie van plan om actief controles uit te voeren op uw onderneming.
  2. Abnormale omzet: De fiscus zal de omzet van uw bedrijf vergelijken met andere bedrijven in uw sector en bovendien uw omzet toetsen aan diverse parameters die zij zelf hebben vastgelegd, maar niet aan de buitenwereld werden bekendgemaakt. Als zij hieruit afleiden dat uw omzet “abnormaal” zou zijn of in “abnormale” verhouding evolueert, gaan zij onder meer vermoeden dat er aankopen in het zwart gebeurden. Bijgevolg zullen sterke omzetstijgingen dit jaar aanleiding geven tot meer controles.
  3. Te hoog aanvullend pensioen: Zoals u weet zijn de bijdragen die uw onderneming voor uw groepsverzekering stort fiscaal aftrekbaar, zolang deze pensioenopbouw de grens van de 80%-regel respecteert. Als u zou beslissen om toch een grotere storting uit te voeren dan de 80%-regel in uw situatie toelaat, loopt u een verhoogd risico op een belastingcontrole.
  4. Voorzieningen voor risico’s en kosten: In principe kunnen voorzieningen die u aanlegt voor duidelijk omschreven risico’s en kosten, vrijgesteld zijn van belastingen. Toch heeft de fiscus dit jaar beslist om bedrijven die dergelijke voorzieningen aangelegd hebben in het vizier te nemen.
  5. Compenseerbare vorige verliezen: De verliezen die u in vorige jaren gemaakt heeft, zijn in de regel aftrekbaar van de winst van dit jaar. Als de fiscus echter onregelmatigheden vaststelt in het aangegeven bedrag van deze compenseerbare verliezen, zullen zij een controle hiervoor inplannen.

Het is bijgevolg onze taak om onze cliënten te informeren over deze nieuwe controleacties van de administratie. De fiscale gevolgen van een eventuele verwerping van compenseerbare vorige verliezen of van een vermoeden dat aankoopkosten in het zwart gebeurden kunnen zeer gevaarlijk zijn.

Dit is dan ook de gelegenheid om het volgende basisbeginsel in herinnering te brengen: de administratie mag dan wel geen controle voeren op de opportuniteit van een aangegeven kost, ze heeft echter het recht om de professionele doeleinden ervan te controleren of om die kost als onredelijk te beschouwen.

 

Om de verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting te compenseren, heeft de regering bij de hervorming van de vennootschapsbelasting beslist om een aantal compenserende maatregelen in te voeren. Eén van deze maatregelen houdt in dat de aftrekbaarheid van de autokosten sterker gelinkt worden aan de CO2 uitstoot van de wagen. Hierdoor daalt het aftrekpercentage voor alle wagens aanzienlijk vanaf 2020, behalve voor de meest milieuvriendelijke. Ook de hybrides waar de elektrische motor slechts een kleine bijdrage in het totale vermogen van de wagen heeft, worden minder voordelig.

1.Aftrek autokosten in functie van CO2-uitstoot tot 31/12/2017 

 a. Regeling voor vennootschappen

Het huidige aftrekpercentage van autokosten in vennootschappen wordt bepaald in functie van de onderstaande tabel:

CO2-uitstoot diesel CO2-uitstoot benzine Aftrekpercentage
< 60 g < 60 g 100%
> 60 tot 105 g > 60 tot 105 g 90%
> 105 tot 115 g > 105 tot 125 g 80%
> 115 tot 145 g > 125 tot 155 g 75%
> 145 tot 170 g > 155 tot 180 g 70%
> 170 tot 195 g > 180 tot 205 g 60%
> 195 g of geen CO2 gekend > 205 g of geen CO2 gekend 50%

Voor bedrijfswagens zonder CO2-uitstoot wordt de aftrek bovendien verhoogd naar 120%.

Voor brandstofkosten geldt er een algemeen aftrekpercentage van 75%, onafhankelijk van de CO2-uitstoot.

b.Regeling voor eenmanszaken

Voor eenmanszaken geldt er op heden een algemeen aftrekpercentage van 75%, ongeacht het CO2 percentage of type brandstof. Dit geldt zowel voor de auto- als brandstofkosten.

2. Aftrek autokosten in functie van CO2-uitstoot vanaf 1/1/2018 tot 31/12/2019

a. Regeling voor vennootschappen

Voor vennootschappen blijft het aftrekpercentage op basis van de huidige regeling. Er wordt niet in een overgangsregeling voorzien.

b. Regeling voor eenmanszaken

Van 1/1/2018 tot 31/12/2019 wordt in een overgangsregeling voorzien voor eenmanszaken. Het huidige aftrekpercentage van 75% wordt vervangen door een getrapte aftrekregeling in functie van de CO2-uitstoot.

In ieder geval blijft het minimumaftrekpercentage 75%. De regering hoopt investeringen in milieuvriendelijke wagens aan te moedigen door hogere fiscale aftrekken hieraan toe te kennen. Voor vervuilende wagens blijft het echter mogelijk om zowel de auto- als brandstofkosten af te trekken aan 75%.

3. Aftrek autokosten in functie van CO2-uitstoot vanaf 1/1/2020

a. Regeling voor vennootschappen

Vanaf 1/1/2020 wordt het aftrekpercentage voor elke wagen specifiek berekend aan de hand van de CO2-uitstoot. Voor vennootschappen wordt er niet in enige overgangsregeling voorzien, zowel de auto- als brandstofkosten zijn vanaf deze datum onherroepelijk onderworpen aan deze nieuwe regeling.

De categorieën worden opgeheven en vervangen door de volgende formule:

Aftrekpercentage =  120% – ( 0,5% x aantal gram CO2 )

Op deze formule worden echter de volgende correcties toegepast:

OPGELET: Voor plug-in hybride wagens wordt een bijzondere regeling voorzien:

Voor hybride wagens gekocht vóór 1/1/2018 blijft echter altijd de CO2 waarde gelden van de hybride versie, zelfs na 1/1/2020! Deze bijzondere regeling is bijgevolg enkel van toepassing voor plug-in hybrides die worden aangekocht vanaf 1/1/2018. Onder het huidige voorstel dat op tafel ligt, zouden hybrides besteld vóór 1/1/2018 eveneens onder deze regeling vallen. In het geval dat het voorstel in deze vorm tot wet zou worden omgezet, is het aangewezen om de bestelbon te bewaren ter bewijs van de datum.

b. Regeling voor eenmanszaken

Voor eenmanszaken hangt de toepasselijke regeling af van de datum op de bestelbon van de auto:

Het voordeel alle aard werd reeds berekend op basis van de CO2-uitstoot. De hervorming van de vennootschapsbelasting brengt hier weinig verandering in.

Voor het privégebruik van hybrides wordt dezelfde CO2-waardebepaling gehanteerd als voor aftrekbaarheid:

Ook hier blijft het oude voordeel gelden voor hybrides gekocht of besteld vóór 1/1/2018!

Hiernaast daalt de referentie-uitstoot en stijgt het minimumvoordeel alle aard:

Ter opfrissing wordt het voordeel alle aard berekend op basis van de volgende formule:

VAA = 6/7 x cataloguswaarde x CO2 coëfficiënt x leeftijdspercentage

De coëfficiënt bedraagt 5,5% bij een CO2-uitstoot van 95 g/km voor een dieselwagen en 115 g/km voor een benzinewagen of een wagen aangedreven door LPG- of aardgas. Elke gram CO2/km meer of minder verhoogt respectievelijk verlaagt deze coëfficiënt met 0,1%. De coëfficiënt zal echter nooit lager liggen dan 4,0% of hoger dan 18,0%

Het voordeel alle aard daalt hiernaast in functie van de ouderdom van de bedrijfswagen. De cataloguswaarde wordt jaarlijks met 6 % verminderd, zonder dat deze basis lager mag worden dan 70%. Het leeftijdspercentage geldt zowel voor tweedehandsvoertuigen als nieuwe voertuigen, de datum van de eerste inschrijving wordt gebruikt als begindatum om de ouderdom te bepalen.

5. Belasting van een gedeelte van het voordeel alle aard in de vennootschap

Het voordeel alle aard wordt naast de personenbelasting ook na de hervorming van de vennootschapsbelasting gedeeltelijk opgenomen in de verworpen uitgaven van de vennootschap. Dit ten belope van 17 % van het voordeel van alle aard. Als aan het gebruik van een bedrijfswagen het gebruik van een tankkaart gekoppeld wordt, dan wordt het percentage van 17% verhoogd tot 40%. Deze verhoging geldt reeds vanaf 1 januari 2017. De 40% is de nieuwe norm, om het verlaagde percentage van 17% te gebruiken moet de vennootschap bewijzen dat de brandstofkosten zelfs niet gedeeltelijk door haar ten laste werden genomen.

De formule om tot dit gedeelte te komen is de volgende:

( 17 % of 40% ) x 6/7 x cataloguswaarde x percentage CO2-uitstoot x leeftijdspercentage

De eigen bijdrage van de werknemer mag in mindering worden gebracht van dit voordeel. Als de werknemer of bedrijfsleider het volledige voordeel zelf betaalt, moet de vennootschap bijgevolg het gedeelte van het voordeel alle aard niet in haar verworpen uitgaven opnemen.

 

Aangezien er nog geen wettekst gepubliceerd is, is dit artikel opgemaakt onder voorbehoud van de definitief gepubliceerde wet.

De lang aangekondigde hervorming van de vennootschapsbelasting komt er dan toch eindelijk aan. De impact hiervan verschilt van onderneming tot onderneming. Sommigen zullen hierdoor hun verschuldigde belasting zien dalen, anderen stijgen. Deze hervorming zal in twee stappen gebeuren.

  1. Inkomstenjaar 2018

Vanaf inkomstenjaar 2018 daalt het basistarief van 33% naar 29%. De crisisbijdrage daalt eveneens van 3% naar 2%.

Het verlaagde belastingtarief voor KMO’s wordt eveneens gewijzigd:

De belasting van 0,4% op meerwaarden op aandelen gerealiseerd door grote vennootschappen valt eveneens weg.

Hiernaast worden de volgende gunstregelingen uitgebreid:

Naast deze maatregelen worden er echter verschillende maatregelen genomen zodat de overheid haar belastinginkomsten hoog kan houden:

De regeling voor eenmanszaken wordt vanaf 2018 geharmoniseerd met de regeling voor vennootschappen op vlak van:

 

Inkomstenjaar 2020

Vanaf inkomstenjaar 2020 daalt het tarief van de vennootschapsbelasting verder van 29% naar 25% en wordt de crisisbijdrage volledig afgeschaft. Het tarief voor KMO’s blijft op 20% voor de eerste 100.000 euro.

Vanaf 2020 wordt in België ook eindelijk de fiscale consolidatie ingevoerd. Bij een groep van vennootschappen worden vanaf dan de winsten en verliezen samengeteld zodat enkel op het totale winstbedrag belasting verschuldigd is.

Om deze maatregelen door te voeren worden onder meer de volgende compenserende maatregelen ingevoerd:

Checklist aangifte personenbelasting inkomsten 2016

Vanaf 1 januari 2017 sneuvelt in Vlaanderen de laatste energiebesparende maatregel.

Tot eind 2016 krijg je een belastingvermindering voor dakisolatie van 30% op de factuur met een maximum van 3.070 EUR per woning. Als u het maximumbedrag bereikt hebt, dan mag u het resterende deel niet overdragen naar een volgend jaar.

Voorwaarden zijn wel:

Om nog van deze belastingvermindering te kunnen genieten is het noodzakelijk dat de aannemer de factuur in 2016 opmaakt en ook betaald wordt in 2016. Het is niet nodig dat de werken nog in 2016 uitgevoerd worden. Betaalt u in 2016 slechts een voorschot, dan zal enkel het voorschot in aanmerking komen voor het belastingvoordeel van 30%.

Zoals het er nu naar uitziet zou het belastingvoordeel in Wallonië wel blijven bestaan in 2017. Voorwaarde is wel dat u effectief in Wallonië gedomicilieerd bent op 1 januari van het jaar dat volgt op het inkomstenjaar. Dus als u voor 1 januari 2018 in Wallonië woont, dan kunt u in 2017 nog steeds gebruik maken van het Waalse belastingvoordeel ook al ligt uw woning in Vlaanderen. Een Vlaming met een buitenverblijf in de Ardennen zal in 2017 geen belastingvoordeel meer kunnen genieten.

Sinds 2014 kunnen kleine vennootschappen hun winst overboeken naar een liquidatiereserve mits het betalen van een roerende voorheffing van 10%. Na een wachttermijn van 5 jaar, heeft men de mogelijkheid om deze liquidatiereserve uit te keren aan 5% bijkomende roerende voorheffing. In totaal betaalt u dan 15% ipv 27% roerende voorheffing. Vanaf 2017 zal dit zelfs 30% roerende voorheffing worden.

Voor wie van toepassing?

Het is enkel van toepassing voor kleine KMO-vennootschappen overeenkomstig het Wetboek van Vennootschappen. Men moet klein zijn op het moment dat men de liquidatiereserve aanlegt. Het is geen probleem als de vennootschap nadien groot wordt.

Wat is een liquidatiereserve?

KMO-vennootschappen kunnen hun winst van het boekjaar na belastingen overboeken naar een liquidatiereserve. Dit is een gewone boeking op één of meerdere rekeningen van het passief. Er is geen notariële akte of publicatie vereist. Winsten van vorige boekjaren komen niet in aanmerking.

Op deze liquidatiereserve moeten zij dan een afzonderlijke aanslag betalen van 10%. Deze afzonderlijke aanslag is een anticipatieve heffing en zal gewoon moeten betaald worden via de aanslag vennootschapsbelasting.

Bij latere ontbinding van de vennootschap moet er geen roerende voorheffing meer betaald worden op de liquidatiebonus, die normaal 27% (weldra 30%) bedraagt.

Bij een dividenduitkering na 5 jaar is er slechts een roerende voorheffing van 5% verschuldigd en 17% (weldra 20%) bij een dividenduitkering binnen de 5 jaar. De periode van 5 jaar begint te lopen vanaf de afsluitdatum van het belastbaar tijdperk waarin de liquidatiereserve werd aangelegd. Indien men een liquidatiereserve boekt in het boekjaar 2016 en de algemene vergadering van 2021 beslist de liquidatiereserve uit te keren, moet men 20% roerende voorheffing betalen omdat er nog geen 5 jaar verstreken zijn. Indien men wacht tot 2022 zal het slechts 5% roerende voorheffing zijn.

Winst van 2013 vastklikken

Indien u nog winsten van boekjaar 2013 in uw vennootschap heeft zitten dat nog niet werd overgeboekt naar liquidatiereserves, kan u dat nog doen voor 30 november 2016. Men moet dan voor 30 november 2016 een afzonderlijke aangifte indienen en men moet een roerende voorheffing van 10% betalen voor deze datum. Indien u nog van plan bent om een liquidatiereserve aan te leggen, kunnen wij u daar zeker mee helpen.

Een voordeel van alle aard is een voordeel dat een onderneming toekent aan een personeelslid of aan een bedrijfsleider, bv. een bedrijfswagen, de terbeschikkingstelling van een onroerend goed, enz.

Deze voordelen van alle aard worden beschouwd als een beroepsinkomen. De werknemer of bedrijfsleider die dit voordeel ontvangt, zal dus belasting moeten betalen op het bedrag dat overeenkomt met de waarde van het voordeel van alle aard.

Bepaalde voordelen van alle aard worden in hoofde van de werknemer of bedrijfsleider belast op basis van een forfaitair bedrag. De berekeningsmethodes zijn bij Koninklijk Besluit vastgelegd.

 

Intresten debet rekening-courant

Wie kan beschikken over gelden van zijn vennootschap zonder daarvoor intresten te moeten betalen, wordt belast op een voordeel alle aard of een zgn. voordeel fictieve debetrente.

Het voordeel van de debetrente wordt berekend op de gemiddelde stand van de rekening courant. In principe moet deze gemiddelde stand per maand berekend worden, maar als er weinig schommelingen hebben plaatsgevonden, kan de gemiddelde stand op jaarbasis berekend worden.

Jaar Intrestvoet
2010 9,00%
2011 8,50%
2012 9,50%
2013 8,80%
2014 9,20%
2015 8,16%

 

 

Bedrijfswagens

Sinds 2012 moet het voordeel berekend worden aan de hand van de Co2-uitstoot en de catalogusprijs van de wagen, dus een hogere belasting voor duurdere en vervuilende wagens. De cataloguswaarde is de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier inclusief opties en werkelijk betaalde BTW, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno. Dus ook bij tweedehandsvoertuigen wordt de berekening gemaakt op basis van de nieuwwaarde. Als correctie op de nieuwwaarde mag men ieder jaar de nieuwwaarde verminderen met 6%, per levensjaar van het voertuig, met een maximum van 30%.

De basis-Co2 coëfficient bedraagt 5,5% voor een referentie-uitstoot van:

  2013 2014 2015 2016
Diesel 95 93 91 89
Benzine 116 112 110 107

 

Wanneer de uitstoot hoger ligt, zal de coëfficiënt verhogen met 0,1% per Co2-gram, met een maximum percentage van 18%. Ligt de uitstoot lager, dan wordt de coëfficiënt verminderd met 0,1% per Co2-gram met een minimum percentage van 4%. De berekening zal ook beperkt worden tot 6/7. Het belastbaar voordeel bedraagt minstens 1.250 € per jaar voor 2014 en 2015. Voor 2016 bedraagt het voordeel minstens 1.260 € per jaar.

Voorbeeld :

Men heeft een wagen die een waarde heeft, inclusief BTW en opties en zonder de verkregen kortingen van 50.000 €. Het betreft een dieselwagen met een Co2-uitstoot van 150 gr/km.

Belastbaar voordeel in 2015 : -> 50.000 € x (5,5% +(150-91) x 0,1%)) x 6/7 of 50.000 € x 11,4% x 6/7 = 4.885,71

Stel deze wagen is 2 jaar oud :

-> (50.000 € x 88 %) x (5,5% +(150-91) x 0,1%) x 6/7 of 50.000 x 88% x 11,4% x 6/7 = 4.299,43

 

Belastbaar voordeel in 2016 : -> 50.000 € x (5,5% +(150-89) x 0,1%)) x 6/7 of 50.000 € x 11,6% x 6/7 = 4.971,43

Stel deze wagen is 2 jaar oud :

-> (50.000 € x 88 %) x (5,5% +(150-89) x 0,1%) x 6/7 of 50.000 x 88% x 11,6% x 6/7 = 4.374,86

 

Woning

Wanneer een bedrijfsleider gratis mag wonen in (een deel van) de woning van de vennootschap geeft dit aanleiding tot een belastbaar voordeel.

Voor de berekening van het voordeel wordt gekeken naar het niet geïndexeerde kadastraal inkomen dat overeenstemt met het privé-matig gebruikt gedeelte van het onroerend goed.

 

KI < 745 KI > 745
Geïndexeerd KI x 1,25 x 100/60

 

Geïndexeerd KI x 3,8 x 100/60

 

Bij gemeubelde woningen moet men het voordeel alle aard nog eens verhogen met 2/3.

Om het voordeel te berekenen kan men het niet geïndexeerde kadastraal inkomen van het privé gedeelte vermenigvuldigen met volgende coëfficient:

 

  < 745 euro > 745 euro
2012 3,40 10,35
2013 3,50 10,64
2014 3,54 10,77
2015 3,55 10,80

 

Elektriciteit en verwarming

Aangaande de verstrekking van elektriciteit en verwarming komt er eveneens een verhoging van de bedragen van de voordelen.

Voor leidinggevend personeel en bedrijfsleiders :

  2013 2014 2015 2016
Verwarming 1.870 1.900 1.900 1.910
Elektriciteit 930 940 940 950

Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd.

Voor andere verkrijgers

  2013 2014 2015 2016
Verwarming 840 850 860 860
Elektriciteit 420 430 430 430

 

Telefoon, internet en computer

Indien een bedrijfsleider gratis gebruik mag maken van een telefoon of gsm, internet of computer voor privé-gebruik, zal hem hiervoor een forfaitair voordeel worden aangerekend.

 

  2013 2014 2015 2016
Telefoon/gsm 150 150 150 150
Internet 60 60 60 60
Computer 180 180 180 180

Via dit bericht wensen wij u op de hoogte te brengen van een recente en doorslaggevende ontwikkeling op het vlak van successieplanning.

Vanaf 1 juni 2016 verandert de Vlaamse Belastingdienst van koers en roept zij een halt toe aan een veelgebruikte techniek inzake successieplanning, zijnde de schenkingen van roerende goederen (bv. geld of effecten) met voorbehoud van vruchtgebruik via een Nederlandse notaris.

Dergelijke schenkingen kunnen vanaf 1 juni 2016 niet meer belastingvrij gebeuren. Op het ogenblik van de schenking zal er geen schenkbelasting verschuldigd zijn maar bij het overlijden van de schenker, zelfs als deze 3 jaar na de schenking komt te overlijden, zal in het Vlaamse Gewest alsnog erfbelasting geheven worden.

Voor iedereen die van plan is om dergelijke verrichtingen te doen, is het dus uitermate van belang om tijdig, met name vóór 1 juni 2016, de nodige acties te ondernemen.

Overweegt u als (groot)ouder om uw roerende goederen over te hevelen aan uw (klein)kinderen teneinde later de erfbelasting te milderen, maar wenst u zelf toch de touwtjes in handen te houden voor wat betreft de controle en beheer van uw vermogen, alsook een inkomen voor uzelf uit dit vermogen te behouden, dan is het nu dus de hoogste tijd om actie te ondernemen.

Het recent standpunt van de Vlaamse Belastingdienst van 21.03.2016 (nr. 15004, gepubliceerd op 4 april 2016) bepaalt dat gesplitste inschrijvingen van effecten en geldbeleggingen vermoed worden een bevoordeling te zijn en onderwerpt deze voortaan in beginsel aan de erfbelasting. Dit geldt eveneens wanneer de gesplitste inschrijving dateert van meer dan drie jaar voor het overlijden van de schenker. Ontkomen aan deze erfbelasting zou in de praktijk dan alleen kunnen indien men de buitenlandse schenking in het Vlaamse Gewest zou registreren en hierop de schenkbelasting zou betalen. Vanaf 1 juni 2016 is het dus niet meer mogelijk om 0 euro belastingen (mits overleving van de driejarige risicotermijn) te betalen op deze transacties.

Aanvankelijk stelde de Vlaamse Belastingdienst in haar standpunt van 21.03.2016 dat alle schenkingen sedert 1 september 2013 retroactief onder de toepassing van dit nieuwe regime zouden vallen. Omdat het voormelde standpunt terecht heel wat stof deed opwaaien bij fiscalisten en notarissen, werd in samenspraak met het notariaat, de advocatuur en de fiscalisten voorzien in een overgangsperiode in die zin dat de startdatum van het nieuwe standpunt slechts van toepassing zal zijn voor gesplitste inschrijvingen vanaf 1 juni 2016 in plaats van op 1 september 2013.

Eén van de vele maatregelen van de taxshift is de verhoging van de roerende voorheffing van 25% naar 27% vanaf 1 januari 2016.

Voor welke inkomsten ?

De roerende voorheffing stijgt van 25% naar 27% op dividenden en interesten. Deze verhoging is ook van toepassing op de liquidatieboni bij de vereffening van vennootschappen.

De liquidatiereserve blijft buiten schot. Indien u een liquidatiereserve aanlegt en 10% roerende voorheffing betaald, dan zal men bij de uitkering na 5 jaar nog altijd maar 5% roerende voorheffing moeten betalen. Indien u binnen de 5 jaar uitkeert, dan stijgt de roerende voorheffing van 15% naar 17%. Bij vereffening van de vennootschap moet er op de liquidatiereserve geen roerende voorheffing betaald worden.

Voor de “vastgeklikte” reserves in kapitaal, stijgt het tarief van 15% naar 17% op kapitaalverminderingen die binnen de twee jaar (kleine vennootschappen) of vier jaar (grote vennootschappen) plaatsvinden.

Voor de interesten van de thematische volksleningen en voor de dividenden uit vastgoedbeleggingsvennootschappen stijgt de roerende voorheffing van 15% naar 27%.

Voor welke inkomsten stijgt de roerende voorheffing niet ?

Kleine vennootschappen die werden opgericht na 1 juli 2013 en die aan een aantal voorwaarden voldoen kunnen nog altijd dividenden uitkeren aan 15% roerende voorheffing.

Ook voor de zogenaamde Letermebons en voor het gedeelte van de interesten op spaarboekjes dat de vrijgestelde schijf overschrijdt, blijft het verlaagde tarief van 15% behouden. Ook auteursrechten blijven genieten van het gunsttarief van 15%.

Anticiperen

Als u van plan bent om dividenden uit te keren, dan kan u dat beter dit jaar nog doen in plaats van volgend jaar en zo 2% besparen. Er moet dan enkel een algemene vergadering gehouden worden die beslist tot een tussentijdse dividenduitkering. U kan enkel tussentijdse dividenden uitkeren van bestaande reserves en overgedragen winsten, niet uit de winst van 2015.