ADVIES

Buitenlandse dienstreizen

20/07/2011

In het Belgisch Staatsblad van 9 mei 2011 werd een nieuwe lijst gepubliceerd van de forfaitaire dagvergoedingen die de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken aan zijn personeelsleden toekent voor buitenlandse opdrachten.

De fiscus aanvaardt deze forfaitaire dagvergoedingen die worden toegekend aan personeelsleden, die voor hun beroep in het buitenland verblijven, als kosten eigen aan de werkgever zonder dat er gedetailleerde bewijsstukken moeten worden voorgelegd. Wel moet men kunnen aantonen dat men beroepshalve in het buitenland is verbleven. Deze regeling geldt niet alleen voor personeelsleden maar ook voor bedrijfsleiders. Zelfstandigen kunnen hier niet van genieten en dienen steeds de kosten voor buitenlandse dienstreizen te bewijzen.

De dagvergoedingen dekken de uitgaven die tijdens een dienstreis in het buitenland gemaakt worden voor eten, drank en andere kleine uitgaven (lokaal vervoer met tram, metro, bus, taxi, versnaperingen, telefoon en fooien). Hotel- en reiskosten (tenzij vervoer ter plaatse) zijn er niet in begrepen en dienen steeds bewezen te worden.

Het moet gaan om dienstreizen van korte duur met een maximum van 30 dagen. De ‘30 dagen’-grens moet worden beoordeeld per buitenlandse dienstreis. De dagvergoeding mag slechts worden betaald als de afwezigheid (ingeval van vertrek en terugkeer binnen hetzelfde etmaal) minstens 10 uren bedraagt.

Deze vergoedingen zijn voor de werkgever 100 % aftrekbaar en niet belastbaar bij de genieter.

In de gepubliceerde lijst zijn de bedragen onderverdeeld in 2 categorieën. De in de lijst vermelde bedragen voor ambtenaren van categorie 1 zijn ook van toepassing voor werknemers en bedrijfsleiders uit de privé-sector. Zij gelden ook voor werknemers uit de transportsector die tijdens internationale verplaatsingen een verplichte rusttijd in het buitenland moeten nemen. De verblijfsvergoedingen worden per land vastgesteld en jaarlijks aangepast. De nieuwe lijst (Lijst buitenlandse dienstreizen) is geldig vanaf 1 april 2011.