Geschiedenis van het boekhouden

Onze Belgische boekhoudwet, die wij in de dagdagelijkse praktijk toepassen, dateert van 17 juli 1975. Artikel 4 van deze wet zegt dat :

Elke boekhouding wordt door middel van een stelsel van boeken en rekeningen gevoerd met inachtneming van de gebruikelijke regels van het dubbel boekhouden.

Maar sinds wanneer is het dubbel boekhouden ontstaan ?
Waarschijnlijk werden er al bepaalde systemen gebruikt om rekeningen bij te houden vanaf dat men is beginnen handel te drijven. Het is trouwens onmogelijk om zich voor te stellen dat er handel werd bedreven zonder rekeningen te houden. Grote handelaars en ambtenaren hebben altijd gezocht naar middelen om zichzelf rekenschap te geven, of rekenschap te geven aan hun meerderen of hun opdrachtgever over de toestand van de kasverrichtingen en de koopwarenverhandelingen.

Indien men zelfs in de bijbel uitspraken kan terugvinden zoals :”Schrijf op wat je geeft en wat je ontvangt”, en gezien men zelfs in de Codex Hammurabi (de wet van Hammurabi staat bekend als de eerste schriftelijke codificatie uit de geschiedenis, ca 1750 v.Chr.) eveneens analoge voorschriften worden aangetroffen, bestaat er alle reden om aan te nemen dat in een bloeiende oudheid de boekhouding in ere werd gehouden.

De tempeliers en de ridders van de Teutoonse orde moeten, ten tijde van de kruistochten, van de Libanezen, opvolgers van de Feniciërs, een vorm van boekhouden geleerd hebben die ze gebruikten bij het houden van hun rekeningen. De orde van tempeliers werd gesticht in 1118 en hun boekhouding werd tot in bijzonderheden bijgehouden en volgens een reeds geperfectioneerde techniek. De Teutoonse orde werd gesticht omstreeks 1128 en speelde een belangrijke rol in de verspreiding van de Germaanse cultuur in Pruisen, de Baltische staten en een deel van Rusland. Zij zou hier nooit in geslaagd zijn zonder de Duitse Hanze, een vereniging van kooplieden. Zij was een economische en politieke macht van eerste rang, die ons een vorm van boekhouding heeft nagelaten, de zogenaamde “boekhouding van de factoor”. Er zijn overeenkomsten tussen deze boekhouding en de zogenaamde “Italiaanse boekhouding”. Het verschil zit echter hierin : de Italiaanse of patrimoniale boekhouding was meestal deze van de meester die toezicht hield op zijn bedienden, terwijl de Duitse boekhouding eerder deze was van de lasthebber die rekenschap gaf aan zijn lastgever. Maar ze zouden eenzelfde oorsprong hebben, die zelfs teruggaat tot de Chinezen waar de “dubbele rekeningen” gekend waren.

Door het bestuderen van de Italiaans middeleeuwse rekenboeken, zou volgens sommige, het dubbel boekhouden in de 13de eeuw in Toscane zijn ontstaan. Hoe dan ook, vast staat dat er van dubbel boekhouden geen sprake is, zolang er in het grootboek geen debet en credit boeking wordt gedaan voor hetzelfde bedrag. Zolang deze dualiteit in de inschrijving niet integraal wordt nageleefd, kan er geen sprake zijn van dubbel boekhouden.

Volgens de meeste wordt Luca Pacioli met zijn boek  “Summa de Arithmetica, Geometria, Proportioni et Proportionalita”de grondlegger van het dubbel boekhouden genoemd. Volgens andere was zijn verdienste vrij gering en zou Pacioli in zijn boek de handboeken die hij in de Venitiaanse handelsscholen gebruikte, gewoon verwerkt hebben. Toch heeft dit boek een belangrijke invloed gehad op de “dubbele boekhouding” en inspireerde dit verschillende om dit te verbeteren om uiteindelijk te komen tot het “dubbel boekhouden” van heden ten dagen.
Luca Pacioli was een beroemde Italiaanse wiskundige, die in 1445 werd geboren in Borgo San Sepolcro, in de provincie Arezzo, in Toscanië. In zijn jeugdjaren verbleef hij als leerling bij de familie van Folco de Belfolci, die bedreven waren in zaken doen. De eerste waardevolle opleiding die hij genoot, was die welke zijn stadsgenoot en befaamde Italiaanse schilder, Piero della Francesca, hem gaf.

PacioliOmstreeks zijn twintigste levensjaar (1465) verliet hij zijn geboortestad en trok naar Venetië. Hij woonde er op Giudecca bij een rijke handelaar, Antonio Rompiasi,  als huisonderwijzer van diens drie zonen. In 1470 schreef hij zijn eerste wiskundeboek met als titel “De Veribus Quantitatis”, die hij opdroeg aan de drie zonen van Rompiasi.
In 1470 vertrok Luca Pacioli naar Rome, waar hij verbleef bij Leone-Battista Alberti, een kunstenaar maar vooral architect. Tijdens dit verblijf besliste hij, naar het schijnt, om toe te treden tot de orde van minderbroeders Franciscanen, waar hij naar verluidt in 1471 intrad. Als Franciscaner monnik begon hij les te geven aan de Universiteit van Perugia, waar hij doceerde van 1475 tot 1480 en een tweede boek over rekenkunde schreef dat hij opdroeg aan de jeugd van Perugia.

Tussen 1481 en 1486 verbleef hij in Zara in Dalmatië en Florence en behaalde hij de titel van “Magister”. Dit was de hoogste titel voor academische studies en stond gelijk met een doctoraat, welke titel enkel werd verleend voor geneeskunde- en rechtenstudies.

In 1487 keerde hij echter terug naar Perugia als Magister aan de universiteit. In 1488 vertrok hij naar Rome waar hij introk in het paleis, van zijn goede vriend, Giulano della Rovere, die van 1503 tot 1513 paus Julius II zou worden. Van 1490 tot 1493 verbleef Luca Pacioli immers terug in zijn geboortestad Borgo San Sepolcro, waar hij waarschijnlijk de publicatie voorbereide van zijn “Summa de Arithmetica” dat in 1494 in Venetië verscheen. In 1493 en 1494 verbleef hij bij Mario Sanuto de Jongere in Venetië.

In 1494 verscheen zijn vierde werk de “Summa de Arithmetica, Geometria, Proportioni et Proportionalita”.  Met dit boek wilde hij alle wiskundige kennis uit zijn tijd samenbrengen. Dit boek werd jarenlang het standaardwerk voor de studie van de wiskunde en het gaf daarmee een enorme stimulans aan de ontwikkeling van dit vak. Maar dit boek bevat een hoofdstuk “Particularis de Computis et Scripturis” dat gewijd is aan het boekhouden. Dit hoofdstuk is voor ons, accountants en boekhouders, het meest interessant. In dit hoofdstuk wordt voor het eerst het principe van het dubbel boekhouden uitgelegd. Hoofdstuk XIV uit zijn boek begint met de volgende zin :

U moet weten dat u van elke rekening in het journaal twee rekeningen in het grootboek moet maken, namelijk één in het debet en één in het credit… Hierdoor ontstaat de balans  – die bij het afsluiten van het grootboek wordt opgemaakt – tussen het debet en het credit.

In dit boek leren wij niet alleen dat Debet moet gelijk zijn aan Credit en dat er moet gewerkt worden met een Journaal (memoriaal) en Grootboek, maar staat ook uitgelegd dat er een overeenstemming moet zijn tussen de sommenbalans en het journaal, dat er balansrekeningen (toestand) en resultatenrekeningen (beheer) moet opgemaakt worden, wat een inventaris is en hoe die moet opgemaakt worden, enz.

Luco Pacioli claimt niet het dubbel boekhouden te hebben uitgevonden, maar hij maakt in zijn boek melding van het bestaan van oude gewoonten en methoden, genoemd naar de plaatsen waar ze werden gebruikt. In hoofdstuk I zegt hij zelfs :

Wij zullen hier de Venetiaanse methode bestuderen, die zonder enige twijfel boven alle andere te verkiezen is om rekeningen te boeken.

Hieruit blijkt dat er al systemen werden gebruikt om de handelstransacties te registreren. In die periode was Venetië een machtige republiek, van waaruit de gehele Europese handel werd gedirigeerd, en dat tot 1494, in welk jaar de route via de Indische Oceaan werd ontdekt. Vrijwel de complete handelswereld was tot dan geconcentreerd op dit kleine stukje grondgebied. Zijn boekhoudsysteem moet in die tijd het volmaaktste van de hele wereld zijn geweest. Er ontstond dus waarschijnlijk een grote behoefte om in de externe handelswereld een systematische verhandeling te verspreiden over de optekening van de handelstransacties en de resultaten. Dit werd mogelijk gemaakt door de uitvinding van de boekdrukkunst.

De “Summa” baarde in Italië heel wat opzien en het werk wekte de belangstelling van Lodovico Sforza, hertog van Milaan, die hem vroeg wiskunde te onderwijzen aan zijn hof. Hij deed dit van 1496 tot 1499, waarbij hij de gelegenheid kreeg vriendschap te sluiten met heel wat grote namen.  Hij leerde dan ook Leonardo Da Vinci kennen, toen die bezig was met zijn beroemde schilderij “Het Laatste Avondmaal” en zij werden vrienden. Pacioli begon er aan zijn vijfde werk, namelijk de “Divina proportione”, dat pas in 1509 zou worden gedrukt. Leonardo da Vinci graveerde eigenhandig verscheidene afbeeldingen in het boek.

Door de bezetting van Milaan door de Franse koning Lodewijk XII, vluchtte Pacioli en Da Vinci uit Milaan in 1499. In 1500 hielden zij halt in Mantua. Van 1500 tot 1502 vindt men Luca Pacioli terug aan verscheidene universiteiten, zoals Pisa, Perugia en Bologna. Van 1502 tot 1505 verbleef hij samen met Leonardo da Vinci in Florence waar hij les gaf aan de Universiteit.

Na zijn verblijf in Florence begaf hij zich naar Rome aan het hof van vice kanselier Galeotto Franciotti. In die stad ontmoette hij tussen 1505 en 1508 opnieuw zijn oude vriend Giulano della Rovere, die inmiddels tot paus Julius II was gekroond.

In 1508 bevindt hij zich in Venetië waar hij zijn zesde werk, een vertaling ven Euclides voorbereidt. In 1509 doceerde hij terug aan de Universiteit van Perugia, waar hij in 1510 terug vertrok naar zijn geboortedorp Borgo San Sepolcro, waar hij benoemd werd tot abt van het klooster van Borgo.

In 1514 werd hij door de paus Leo X terug naar Rome geroepen om een leerstoel wiskunde te bekleden. Na 1514 is men het spoor van Luca Pacioli bijster geraakt. Mogelijk is hij kort daarop overleden, maar men weet niet met zekerheid of dat voor dan wel na 1523 gebeurde, het jaar waarin de “Summa” werd heruitgegeven.

De invoering van het dubbel boekhouden, zoals beschreven door Pacioli, was regio gebonden. In de Nederlanden verscheen de eerste verhandeling over de boekhouding van de hand van Jan Ympyn, in 1543, die Pacioli als bron vermeldde. In Frankrijk verschenen er in de 16de eeuw slechts twee werken over boekhouding, een van Savonne en het andere van Van Damme. In Duitsland kreeg het dubbel boekhouden slechts moeizaam ingang, omdat zij hun eigen systeem verkozen, het “factoors-boekhouding”. Pas in de 17de eeuw kreeg het dubbel boekhouden hier vaste voet. Ook in Spanje en Portugal drong het eveneens traag door en zelfs in de Verenigde staten kwam de boekhoudingsliteratuur slechts laat na de Onafhankelijkheidsverklaring van 1776 tot ontwikkeling.