ADVIES

Vlaams beschermingsmechanisme 7

5/05/2021

Omdat door de tweede lockdown opnieuw vele ondernemingen door de overheid verplicht werden om te sluiten, wordt voorzien in een zevende premie op Vlaams niveau om een gedeelte van de geleden schade te vergoeden. Deze kan vanaf 3 mei 2021 worden aangevraagd en dit tot en met 15 juni 2021.

Voor wie?

Het Vlaams beschermingsmechanisme 7 is er voor de onderneming met een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest:

  • die open is maar die ingevolge de maatregelen van het Overlegcomité vanaf 28 oktober 2020 inzake het coronavirus en de daaruit voortvloeiende maatregelen van de bevoegde autoriteiten inzake burgerlijke veiligheid geconfronteerd wordt met een omzetdaling van minstens 60% in de periode van 1 april 2021 tot en met 30 april 2021
  • die hoofdzakelijk toeleveren aan een gesloten sector. Zij kunnen eveneens kiezen voor de periode van verplichte sluiting van hun klanten. Hier moet voor april 2021 wel degelijk een omzetdaling van 60% worden aangetoond, in tegenstelling tot het verleden.
  • die verplicht gesloten is in de periode tussen 1 april 2021 en 30 april 2021;
  • die verplicht gesloten is in de periode tussen 1 april en 25 april 2021.

Daarnaast moet u op 1 april 2021 tot één van de volgende categorieën behoren:

  • Zelfstandige in hoofdberoep
  • Zelfstandige in bijberoep die in 2019 een beroepsinkomen (netto belastbaar inkomen) heeft van minstens € 13.993,78 
  • Zelfstandige in bijberoep die in 2019 een beroepsinkomen (netto belastbaar inkomen) heeft tussen € 6.996,89 en € 13.993,78 en als loontrekkende minder dan 80% is tewerkgesteld (= helft van de premie) 
  • Een vennootschap met minstens 1 werkend vennoot of minstens 1 voltijds bij de RSZ ingeschreven personeelslid

Daarnaast heeft u op 1 april 2021:

  • een actieve inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO).
  • een actieve exploitatie- of uitbatingszetel in het Vlaamse Gewest. 

Hoe toont u de omzetdaling aan?

Tenzij u verplicht gesloten bent in deze periode, moet u een omzetdaling van minstens 60% hebben geleden ten gevolge van de opgelegde exploitatiebeperkingen door de coronamaatregelen in de periode van 1 april 2021 tot en met 30 april 2021 in vergelijking met dezelfde periode in 2019. Bovendien moet de omzetdaling rechtstreeks verband houden met de door de overheid genomen coronamaatregelen.

U mag de normale referentieperiode vervangen door een andere representatieve periode van een overeenkomstig aantal dagen bij een abnormaal lage omzet als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden zoals in geval van zwangerschapsverlof, arbeidsongeschiktheid, hinder wegenwerken, sluiting door renovatiewerken, enz. tijdens de normale referentieperiode in 2019. In de aanvraag moet u wel omstandig motiveren waarom u voor een andere referentieperiode kiest. De alternatieve referentieperiode kan enkel een periode zijn in 2019 of 2020.

Als startende onderneming mag u vergelijken met de cijfers uit uw financieel plan. Startende ondernemingen die geen financieel plan moesten neerleggen bij opstart (bv. eenmanszaken) moeten een financieel plan opstellen om de lagere omzet te verantwoorden.

De omzetdaling wordt aangetoond op basis van een van volgende elementen:

  • dagontvangsten;
  • geleverde prestaties;
  • tijdsregistratie.

Facturatie uitstellen geldt dus niet als omzetdaling. Uitzonderlijke en éénmalige opbrengsten of inkomsten worden niet meegeteld voor de berekening van de omzetdaling.

Ondernemingen die werken met het forfaitair btw-stelsel moeten een geraamde omzet opgeven. Deze raming wordt gemaakt op basis van de aankoopborderellen, aankoopfacturen, uurtarieven.

Regeling voor ondernemingen waarbij “winkelen op afspraak” van toepassing was

Een handelszaak die in april met het “winkelen op afspraak” systeem moesten werken kan geen aanvraag indienen voor een verplichte sluiting en moet een omzetdaling van minstens 60% kunnen aantonen. Men kan wel kiezen om de omzetdaling van minstens 60% aan te tonen voor de kortere periode van 1 april 2021 tot en met 25 april 2021 waarbinnen men enkel op afspraak mocht open zijn en men mag hierbij als referentieomzet het omzetcijfer zonder btw uit de volledige maand april 2019 opgeven.

Verplicht gesloten ondernemingen moeten omzetdaling niet aantonen

Met verplicht gesloten wordt voor de toepassing van deze premie bedoeld dat uw hoofdactiviteit die meer dan 50% van de omzet genereert, verplicht gesloten wordt. Er wordt dus geen volledige stopzetting vereist. Online-verkopen en take away maaltijden hebben onder deze grens bijgevolg geen invloed op de status van verplicht gesloten onderneming.

Voor de horecasector wordt een bijzondere voorwaarde toegekend aan het ontvangen van de premie. In deze sector moet aangetoond worden dat de omzet van april 2019 voor minder dan 50% uit take away bestond. Als in april 2019 meer dan 50% van de omzet uit take away behaald werd, moet dus wel een omzetdaling van 60% aangetoond worden. Dit betekent dus dat, restaurants die in 2019 minder dan 50% omzet uit take away hadden, in april 2021 wel volledig op take away mogen focussen zonder met enige grens rekening te houden.

Deze vereiste is dus enkel van toepassing op de omzet van 2019. Voor de omzet van april 2021 moet geen rekening gehouden worden met takeaway.

Als café en restaurant worden beschouwd de ondernemingen met als hoofdactiviteit volgende RSZ- of btw-NACE-code in de Kruispuntbank van Ondernemingen: 

  • 56101 – Eetgelegenheden met volledige bediening;
  • 56102 – Eetgelegenheden met beperkte bediening;
  • 56301 – Cafés en bars.

Hoeveel bedraagt de premie?

De premie bedraagt 15% van de omzet, exclusief btw, in:

  • ofwel de periode van 1 april 2019 tot en met 30 april 2019
  • ofwel de periode in 2019 die overeenstemt met de periode van 1 april tot en met 25 april;

De maximale steun bedraagt voor de periode van 1 april 2021 tot en met 30 april 2021:

  • € 7.500 voor ondernemingen met een RSZ-tewerkstelling tot en met 9 werknemers
  • € 15.000 voor ondernemingen vanaf 10 tot 49 werknemers
  • € 40.000 voor ondernemingen met 50 werknemers of meer

Er is voor deze periode eveneens een minimum steunbedrag voorzien van € 600.

Wat als u een achterstallige schuld heeft bij VLAIO?

Deze achterstallinge schulden hebben enkel betrekking op de terugvordering van een corona hinderpremie, een corona compensatiepremie, een corona ondersteuningspremie of één van de vorige Vlaams beschermingsmechanismes. Dit slaat niet op enige andere openstaande schulden bij VLAIO.

Deze achterstallige schuld zal u niet verhinderen om een aanvraag in te dienen. Deze aanvraag zal ook behandeld worden. Een uitbetaling kan pas volgen nadat de openstaande schuld werden terugbetaald. Indien de schuld onbetwist is, dwz dat er geen bezwaar of beroep loopt tegen de betreffende terugvordering, kan het steunbedrag van het Vlaams beschermingsmechanisme in mindering gebracht worden van de terug te betalen schuld aan VLAIO.