De laatste tijd is er heel wat te doen over het dieselschandaal waarbij men sjoemelsoftware plaatste in wagens om de emissietests te manipuleren. Moet men zich nu zorgen maken over de fiscale consequenties van dit schandaal. De fiscaliteit is namelijk op verschillende vlakken gebaseerd op de Co2-uitstoot van de wagens.

De volgende fiscale regels zijn gebaseerd op de Co2-uitstoot van de wagens :

De minister van Financiën heeft echter meegedeeld dat :

Volgens de fiscus is het inschrijvingsbewijs, en de Co2-uitstootgehalte dat werd vermeld op dit inschrijvingsbewijs, doorslaggevend voor de vaststelling van het voordeel alle aard.

Men moet dus niet ongerust zijn dat men het voordeel alle aard gaat verhogen of de kostenaftrek van de wagens gaat verminderen omdat de Co2-uitstoot hoger zou zijn dan op het inschrijvingsbewijs werd vermeld.

In een vorig advies gaven wij reeds een korte uiteenzetting over de gewone liquidatiereserve. In haar laatste programmawet heeft de regering opnieuw een maatregel ingevoerd waarbij men ook voor de aanslagjaren 2013 en 2014 een liquidatiereserve kan boeken waardoor men aan een lager tarief dan 25 % dividenden kan uitkeren. Wij bespreken hieronder nog eens in kort de gewone liquidatiereserve van het aanslagjaar 2015 en de bijzondere liquidatiereserve voor de aanslagjaren 2013 en 2014.

Voor wie van toepassing?

Het is enkel van toepassing voor KMO-vennootschappen overeenkomstig het Wetboek van Vennootschappen. Men moet klein zijn op het moment dat men de liquidatiereserve aanlegt. Het is geen probleem als de vennootschap nadien groot wordt.

De gewone liquidatiereserve

KMO-vennootschappen konden voor het aanslagjaar 2015 hun winst van het boekjaar na belastingen overboeken naar een liquidatiereserve. Dit is een gewone boeking op één of meerdere rekeningen van het passief. Er is geen notariële akte of publicatie vereist. Voor de gewone liquidatiereserve kwamen de winsten van de vorige boekjaren niet in aanmerking.

Op deze liquidatiereserve moest men dan een afzonderlijke aanslag betalen van 10%. Deze afzonderlijke aanslag is een anticipatieve heffing en moest gewoon betaald worden via de aanslag vennootschapsbelasting.

Bij latere ontbinding van de vennootschap moet er geen roerende voorheffing meer betaald worden op de liquidatiebonus, die normaal 25% bedraagt.

Bij een dividenduitkering na 5 jaar is er slechts een roerende voorheffing van 5% verschuldigd en 15% bij een dividenduitkering binnen de 5 jaar. De periode van 5 jaar begint te lopen vanaf de afsluitdatum van het belastbaar tijdperk waarin de liquidatiereserve werd aangelegd. Indien men een liquidatiereserve boekt in het boekjaar 2015 en de algemene vergadering van 2020 beslist de liquidatiereserve uit te keren, moet men 15% roerende voorheffing betalen omdat er nog geen 5 jaar verstreken zijn. Indien men wacht tot 2021 zal het slechts 5% roerende voorheffing zijn.

De bijzondere liquidatiereserve

De bijzondere liquidatiereserve is onderworpen aan een gelijkaardige regeling als de gewone liquidatiereserve, alleen heeft men hierbij nu de mogelijkheid om de aangelegde reserves van de aanslagjaren 2013 en 2014 over te boeken naar een liquidatiereserve. Dit is eveneens onderworpen aan een heffing van 10%, waarbij men de mogelijkheid heeft om na 5 jaar een dividend uit te keren aan 5% roerende voorheffing. Bij liquidatie van de vennootschap is er eveneens op deze aangelegde reserve geen roerende voorheffing meer verschuldigd.

De vennootschappen die hiervan willen gebruik maken moeten de heffing van 10 % uiterlijk betalen voor :

Deze betaling moet spontaan gebeuren en er moet een afzonderlijke aangifte voor ingediend worden. Men mag ook al de heffing betalen voor 30 november 2015 voor de reserves van het aanslagjaar 2014. Andersom kan niet.

De termijn van 5 jaar begint te lopen vanaf de eerste dag van het volgende boekjaar na de betaling. Concreet wil dit zeggen dat als men een gewoon boekjaar heeft dat afsluit op 31 december en men doet een betaling op 30 november 2015, de termijn begint te lopen vanaf 1 januari 2016. Men kan bijgevolg een dividenduitkering doen aan 5% vanaf 1 januari 2021.

Aandachtspunten

  1. Men moet de 10% onmiddellijk betalen. Ze verdwijnt dus onmiddellijk uit het vermogen van de vennootschap. Men heeft minder liquide middelen en het heeft ook nadelige gevolgen voor de berekening van de notionele intrestaftrek.
  2. Indien er nadien verliezen worden geleden en men bij de liquidatie van de vennootschap minder reserves kan uitkeren is men de 10% kwijt.
  3. Het is alleen maar interessant indien de aandeelhouders natuurlijke personen zijn. Indien de aandeelhouders vennootschappen zijn, zal er in de meeste gevallen geen roerende voorheffing van toepassing zijn bij dividenduitkeringen. Gezien er op de liquidatiereserve een afzonderlijke heffing van 10% vennootschapsbelasting van toepassing is die niet verrekenbaar of terugbetaalbaar is, is dit nadelig voor vennootschappen-aandeelhouders. Ook als de aandeelhouders nu natuurlijke personen zijn en later komen de aandelen in handen van een vennootschap is de 10% afzonderlijke aanslag definitief verloren.
  4. De nieuwe regeling is vooral interessant voor vennootschappen die onderworpen zijn aan 25% roerende voorheffing bij dividenduitkeringen of bij liquidatie. Maar KMO-vennootschappen opgericht na 1 juli 2013 kunnen, als ze aan een aantal voorwaarden voldoen, genieten van het tarief van 15% roerende voorheffing op dividenduitkeringen. Zij hebben alleen maar baat om een liquidatiereserve te boeken ingeval van liquidatie van de vennootschap om te kunnen genieten van de 10% roerende voorheffing.
  5. Als u op korte termijn overweegt om de vennootschap te verkopen is het ook niet echt aangewezen om een liquidatiereserve te boeken en een heffing van 10% te betalen.

Conclusie

De bijzondere liquidatiereserve is net als de gewone liquidatiereserve een interessante maatregel voor KMO-vennootschappen die onderworpen zijn aan het tarief van 25% roerende voorheffing en die dividenden zouden willen uitkeren of over een aantal jaren gaan liquideren. Maar zoals hiervoor omschreven zal men toch altijd moeten rekening houden met een aantal aandachtspunten.

Belastingplichtigen die houder zijn van een buitenlandse rekening moeten dit vanaf dit jaar melden bij het “Centraal Aanspreekpunt” CAP bij de Nationale Bank van België. Deze aanmelding moet ten laatste gebeuren bij het indienen van de aangifte personenbelasting van het aanslagjaar 2015, inkomsten 2014.

Welke rekeningen moet men melden ?

Men moet alle rekeningen die aangehouden worden bij een in het buitenland gelegen bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling melden. Het is bijgevolg van toepassing op lopende rekeningen, spaarrekeningen, termijnrekeningen, effectenrekeningen, enz. Ook rekeningen die gebonden zijn aan hypothecaire leningen of andere vormen van kredietverlening dient men te melden. Paypal-rekeningen dient men in principe niet aan te geven, tenzij zij zijn verbonden aan een beroepsactiviteit of er op de rekeningen geldsommen gehouden worden gedurende een langere periode nodig om de noodzakelijke transacties uit te voeren.

In principe moet men slechts de buitenlandse rekeningen melden die men op enigerlei ogenblik tijdens het belastbaar tijdperk 2014 heeft gehad. Deze melding moet ten laatste gebeuren gelijktijdig met het indienen van de aangifte in de personenbelasting voor het aanslagjaar 2015, inkomsten 2014.

Indien men in de jaren 2012 en 2013 in de aangifte personenbelastingen heeft aangegeven over een buitenlandse rekening te beschikken, zal men ook een aanmelding moeten doen volgens een bijzondere procedure. Dit moet men pas doen nadat men door de Administratie een schriftelijke uitnodiging heeft ontvangen. Dit zal men enkel moeten doen voor rekeningen die men niet meer had in 2014. Indien men dus een rekening heeft gemeld in 2014 van een buitenlandse rekening die reeds bestond in 2012, zal men deze bijzondere procedure niet moeten toepassen.

Wat moet men melden ?

U moet het rekeningnummer, de volledige benaming van de instelling, de BIC-code van de bank (als die er niet is het volledige adres), het land waar de rekening geopend is en de openings- en afsluitingsdatum melden van alle buitenlandse rekeningen.

Hoe melden ?

Men kan op drie verschillende manieren melden :

Checklist aangifte personenbelasting inkomsten 2014

Met ingang van 1 oktober 2014 verhoogde men de liquidatieboni van 10% naar 25%. Deze verhoging ging gepaard met een overgangsregeling waarbij men de mogelijkheid had om bestaande reserves uit te keren aan 10%, op voorwaarde dat men de voorafgaandelijke dividenduitkering incorporeerde in kapitaal. De commotie rond de tariefverhoging en de overgangsregeling monde nu uit in een “permanente overgangsregeling” genaamd “de liquidatiereserve”.

Voor wie van toepassing?

Het is enkel van toepassing voor kleine KMO-vennootschappen overeenkomstig het Wetboek van Vennootschappen. Men moet klein zijn op het moment dat men de liquidatiereserve aanlegt. Het is geen probleem als de vennootschap nadien groot wordt.

Wat is een liquidatiereserve?

KMO-vennootschappen kunnen hun winst van het boekjaar na belastingen overboeken naar een liquidatiereserve. Dit is een gewone boeking op één of meerdere rekeningen van het passief. Er is geen notariële akte of publicatie vereist. Winsten van vorige boekjaren komen niet in aanmerking.

Op deze liquidatiereserve moeten zij dan een afzonderlijke aanslag betalen van 10%. Deze afzonderlijke aanslag is een anticipatieve heffing en zal gewoon moeten betaald worden via de aanslag vennootschapsbelasting.

Bij latere ontbinding van de vennootschap moet er geen roerende voorheffing meer betaald worden op de liquidatiebonus, die normaal 25% bedraagt.

Bij een dividenduitkering na 5 jaar is er slechts een roerende voorheffing van 5% verschuldigd en 15% bij een dividenduitkering binnen de 5 jaar. De periode van 5 jaar begint te lopen vanaf de afsluitdatum van het belastbaar tijdperk waarin de liquidatiereserve werd aangelegd. Indien men een liquidatiereserve boekt in het boekjaar 2015 en de algemene vergadering van 2020 beslist de liquidatiereserve uit te keren, moet men 15% roerende voorheffing betalen omdat er nog geen 5 jaar verstreken zijn. Indien men wacht tot 2021 zal het slechts 5% roerende voorheffing zijn.

Aandachtspunten

  1. Men moet de 10% onmiddellijk betalen. Ze verdwijnt dus onmiddellijk uit het vermogen van de vennootschap. Men heeft minder liquide middelen en het heeft ook nadelige gevolgen voor de berekening van de notionele intrestaftrek.
  2. Indien er nadien verliezen worden geleden en men bij de liquidatie van de vennootschap minder reserves kan uitkeren is men de 10% kwijt.
  3. Het is alleen maar interessant indien de aandeelhouders natuurlijke personen zijn. Indien de aandeelhouders vennootschappen zijn, zal er in de meeste gevallen geen roerende voorheffing van toepassing zijn bij dividenduitkeringen. Gezien er op de liquidatiereserve een afzonderlijke heffing van 10% vennootschapsbelasting van toepassing is die niet verrekenbaar of terugbetaalbaar is, is dit nadelig voor vennootschappen-aandeelhouders. Ook als de aandeelhouders nu natuurlijke personen zijn en later komen de aandelen in handen van een vennootschap is de 10% afzonderlijke aanslag definitief verloren.
  4. De nieuwe regeling is vooral interessant voor vennootschappen die onderworpen zijn aan 25% roerende voorheffing bij dividenduitkeringen of bij liquidatie. Maar KMO-vennootschappen opgericht na 1 juli 2013 kunnen, als ze aan een aantal voorwaarden voldoen, genieten van het tarief van 15% roerende voorheffing op dividenduitkeringen. Zij hebben alleen maar baat om een liquidatiereserve te boeken ingeval van liquidatie van de vennootschap om te kunnen genieten van de 10% roerende voorheffing.

Conclusie

De liquidatiereserve is een interessante maatregel voor KMO-vennootschappen die onderworpen zijn aan het tarief van 25% roerende voorheffing en die dividenden zouden willen uitkeren of over een aantal jaren gaan liquideren. Maar zoals hiervoor omschreven zal men toch altijd moeten rekening houden met een aantal aandachtspunten.

Een voordeel van alle aard is een voordeel dat een onderneming toekent aan een personeelslid of aan een bedrijfsleider, bv. een bedrijfswagen, de terbeschikkingstelling van een onroerend goed, enz.

Deze voordelen van alle aard worden beschouwd als een beroepsinkomen. De werknemer of bedrijfsleider die dit voordeel ontvangt, zal dus belasting moeten betalen op het bedrag dat overeenkomt met de waarde van het voordeel van alle aard.

Bepaalde voordelen van alle aard worden in hoofde van de werknemer of bedrijfsleider belast op basis van een forfaitair bedrag. De berekeningsmethodes zijn bij Koninklijk Besluit vastgelegd.

 

Intresten debet rekening-courant

Wie kan beschikken over gelden van zijn vennootschap zonder daarvoor intresten te moeten betalen, wordt belast op een voordeel alle aard of een zgn. voordeel fictieve debetrente.

Het voordeel van de debetrente wordt berekend op de gemiddelde stand van de rekening courant. In principe moet deze gemiddelde stand per maand berekend worden, maar als er weinig schommelingen hebben plaatsgevonden, kan de gemiddelde stand op jaarbasis berekend worden.

Jaar Intrestvoet
2010 9,00%
2011 8,50%
2012 9,50%
2013 8,80%
2014 9,20%

 

 

Bedrijfswagens

Sinds 2012 moet het voordeel in functie van de Co2-uitstoot en de catalogusprijs van de wagen berekende worden, dus een hogere belasting voor duurdere en vervuilende wagens. De cataloguswaarde is de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier inclusief opties en werkelijk betaalde BTW, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno. Dus ook bij tweedehandsvoertuigen wordt de berekening gemaakt op basis van de nieuwwaarde. Als correctie op de nieuwwaarde mag men ieder jaar de nieuwwaarde verminderen met 6%, per levensjaar van het voertuig, met een maximum van 30%.

De basis-Co2 coëfficient bedraagt 5,5% voor een referentie-uitstoot van:

  2013 2014 2015
Diesel 95 93 91
Benzine 116 112 110

Wanneer de uitstoot hoger ligt, zal de coëfficiënt verhogen met 0,1% per Co2-gram, met een maximum percentage van 18%. Ligt de uitstoot lager, dan wordt de coëfficiënt verminderd met 0,1% per Co2-gram met een minimum percentage van 4%. De berekening zal ook beperkt worden tot 6/7. Het belastbaar voordeel bedraagt minstens 1.250 € per jaar voor 2014 en 2015.

Voorbeeld :

Men heeft een wagen die een waarde heeft, inclusief BTW en opties en zonder de verkregen kortingen van 50.000 €. Het betreft een dieselwagen met een Co2-uitstoot van 150 gr/km.

Belastbaar voordeel in 2014 : -> 50.000 € x (5,5% +(150-93) x 0,1%)) x 6/7 of 50.000 € x 11,2% x 6/7 = 4.800,00

Stel deze wagen is 2 jaar oud :

-> (50.000 € x 88 %) x (5,5% +(150-93) x 0,1%) x 6/7 of 50.000 x 88% x 11,2% x 6/7 = 4.224,00

 

Belastbaar voordeel in 2015 : -> 50.000 € x (5,5% +(150-91) x 0,1%)) x 6/7 of 50.000 € x 11,4% x 6/7 = 4.885,71

Stel deze wagen is 2 jaar oud :

-> (50.000 € x 88 %) x (5,5% +(150-91) x 0,1%) x 6/7 of 50.000 x 88% x 11,4% x 6/7 = 4.299,43

 

Woning

Wanneer een bedrijfsleider gratis mag wonen in (een deel van de) woning van de vennootschap geeft dit aanleiding tot een belastbaar voordeel.

Voor de berekening van het voordeel wordt gekeken naar het niet geïndexeerde kadastraal inkomen dat overeenstemt met het privé-matig gebruikt gedeelte van het onroerend goed.

 

KI < 745 KI > 745
 

Geïndexeerd KI x 1,25 x 100/60

 

 

Geïndexeerd KI x 3,8 x 100/60

 

Bij gemeubelde woningen moet men het voordeel alle aard nog eens verhogen met 2/3.

Om het geïndexeerd KI te berekenen wordt het KI vermenigvuldigd met volgende coëfficient:

 

  2012 2013 2014
Indexatie coëfficient 1,6349 1,6813 1,700

 

Elektriciteit en verwarming

Aangaande de verstrekking van elektriciteit en verwarming komt er eveneens een verhoging van de bedragen van de voordelen.

Voor leidinggevend personeel en bedrijfsleiders :

  2012 2013 2014
Verwarming 1.820 1.870 1.900
Elektriciteit 910 930 940

Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd.

 

Voor andere verkrijgers

  2012 2013 2014
Verwarming 820 840 850
Elektriciteit 410 420 430

 

Telefoon, internet en computer

Indien een bedrijfsleider gratis gebruik mag maken van een telefoon of gsm, internet of computer voor privé-gebruik, zal hem hiervoor een forfaitair voordeel worden aangerekend.

 

  2012 2013 2014
Telefoon/gsm 150 150 150
Internet 60 60 60
Computer 180 180 180

 

De fiscale administratie zal net als vorige jaren bepaalde kosten en bepaalde activiteitensectoren van naderbij onderzoeken.

Uit het driemaandelijks overleg tussen de economische beroepen en de FOD Financiën van 15 september blijkt dat er een aantal controlepunten geprogrammeerd staan.

Dit jaar zal de administratie haar focus leggen op de tussenpersonen bij de verkoop van telefoonkaarten of op outdooractiviteiten. Voorts gaat ze ook de belastingplichtigen volgen die kapitaal bezitten via ‘juridische constructies’. Sinds dit jaar dient de belastingplichtige namelijk in zijn/haar aangifte aan te duiden of deze zelf (of diens echtgeno(o)t(e), diens wettelijke samenwonende met wie deze een gezamenlijke belastingaangifte indient, of diens minderjarige niet-ontvoogde kinderen) oprichter of (potentieel) begunstigde is van een ‘juridische constructie’.

Met die term wordt ‒ met name ‒ bedoeld: een buitenlandse rechtspersoon die gevestigd is in een fiscaal paradijs of die geniet van een gunstig fiscaal regime in de staat van vestiging (bijv. een Stiftung of Anstalt in Liechtenstein, of een Société de gestion Patrimoine Familial in het Groothertogdom Luxemburg).

Maar de komende maanden zal de administratie de aftrek van reiskosten extra onder de loep nemen. Privéreizen zullen systematisch worden getraceerd en belast ten titel van voordeel van alle aard. In dat verband brengt de FOD Financiën deze belangrijkste bepalingen uit de laatste circulaires ter herinnering:

Zijn niet aftrekbaar:

Het is bijgevolg de taak van de accountant en/of belastingconsulent – die de belangrijkste raadgever van de onderneming of de bestuurder is – om zijn cliënt te informeren over deze nieuwe controleacties van de administratie. De fiscale gevolgen van een eventuele verwerping van de reiskosten kunnen immers zeer gevaarlijk zijn.

Dit is dan ook de gelegenheid om het volgende basisbeginsel in herinnering te brengen: de administratie mag dan wel geen controle voeren op de opportuniteit van een aangegeven kost, ze heeft echter het recht om de professionele doeleinden ervan te controleren of om die kost als onredelijk te beschouwen.

Checklist aangifte personenbelasting inkomsten 2013

Volgens de fiscale wetgeving moeten de schuldenaars van belastbare bezoldigingen de verschuldigde bedrijfsvoorheffing op deze bezoldigingen inhouden en doorstorten aan de Schatkist. Deze doorstorting moet gebeuren binnen de 15 dagen na het verstrijken van de maand waarin de inkomsten zijn betaald of toegekend.

In de praktijk komt het vaak voor dat bij de berekening van de bedrijfsleidersbezoldiging de in te houden bedrijfsvoorheffing wordt vastgesteld op basis van een vast bedrag of op basis van de personenbelasting van de bedrijfsleider.

De wet bepaalt daarentegen de barema’s voor deze bedrijfsvoorheffing. Deze schalen houden onder meer rekening met de hoogte van de bezoldiging, het belastingvrije minimum en het aantal kinderen dat de genieter ten laste heeft. De barema’s staan met andere woorden dus los van de volledige persoonlijke toestand in de personenbelasting van de genieter (met bijvoorbeeld de aftrekken en de verminderingen die van toepassing zouden zijn voor de enige en eigen woning, giften, enz.), maar eveneens van het feit of de genieter tijdens het belastbare tijdperk al dan niet voorafbetalingen heeft gedaan.

De fiscus zal er echter streng op toezien dat ook op de bezoldigingen van bedrijfsleiders, net zoals bij de bedienden en de arbeiders, de minimale bedrijfsvoorheffing wordt ingehouden. Dit naast de wettelijke verplichting om voorafbetalingen te doen in zoverre de verplicht in te houden bedrijfsvoorheffing onvoldoende zou zijn.
Beide verplichtingen, zijnde het betalen van bedrijfsvoorheffing en het doen van persoonlijke voorafbetalingen, zijn dan ook cumulatief te voldoen.

Wat wordt nu eigenlijk verstaan onder “bedrijfsleidersbezoldingen”?
Het betreft alle vaste of veranderlijke bezoldigingen die vennootschappen toekennen aan hun bedrijfsleider en die niet een terugbetaling zijn van kosten eigen aan de vennootschap, alsook alle voordelen van alle aard en de geherkwalificeerde huurinkomsten in een bezoldiging bij de bedrijfsleider. Deze inkomsten moeten worden vermeld op een fiche 281.20.

Let wel op. Als er geen bedrijfsvoorheffing moet worden ingehouden, moet er toch nog steeds een aangifte bedrijfsvoorheffing ingediend worden, zij het dan een nihilaangifte.

De tantièmes, zijnde het deel van de winst die bij beslissing van de algemene vergadering worden toegekend aan de bedrijfsleiders, ondergaan een speciale regeling.
Zo worden de tantièmes geacht te zijn betaald op datum waarop ze door de algemene vergadering zijn toegekend.
Ze moeten bovendien ook worden vermeld op de fiche 281.20 maar dan op de fiche met betrekking tot het jaar van de toekenning of betaalbaarstelling.

Indien de vennootschap geen of onvoldoende bedrijfsvoorheffing inhoudt op de betaalde of toegekende bezoldigingen volgens de wettelijk vastgestelde schalen, dan kan de fiscale administratie de niet-ingehouden bedrijfsvoorheffing alsnog vorderen van de vennootschap. Bovendien kan de fiscus diezelfde niet-ingehouden bedrijfsvoorheffing als bijkomend voordeel van alle aard belasten bij de bedrijfsleider.

Vennootschappen die in 2013 volgens de wettelijke barema’s onvoldoende bedrijfsvoorheffing hebben doorgestort op de betaalde of toegekende bezoldigingen aan bedrijfsleiders, kunnen deze toestand nog spontaan rechtzetten en dit ten laatste tot eind 2013.
Doet men dit niet, dan kan de belastingadministratie naast de wettelijke nalatigheidsintresten van 7% ook een administratieve geldboete toepassen. Deze geldboete is normaliter gelijk aan 10% van de niet-betaalde som met een minimum van 50,00 € en een maximum van 1.250,00 €.

Vanaf 2014 gaat de fiscus strenger toezien op de correcte inhouding en systematische controles uitvoeren. Bovendien zullen de voormelde sancties worden toegepast op alle overtreders.

De functie van bedrijfsleider kan echter ook worden uitgeoefend door een rechtspersoon.
Betreft het een Belgisch of buitenlands rechtspersoon, dan moet er geen bedrijfsvoorheffing worden doorgestort.
De bedragen dienen echter wel te worden vermeld op een fiche 281.50 indien het een Belgisch rechtspersoon betreft en op een fiche 281.30 wanneer het een buitenlands rechtspersoon betreft.

Vanaf 1 oktober 2014 wordt het tarief op de liquidatieboni verhoogd van 10% naar 25% onafhankelijk van de datum van de ontbinding van de vennootschap.

Wat is nu een liquidatiebonus ?
Bij de ontbinding van de vennootschap worden alle activa verkocht, de vorderingen geïnd en de schulden betaald. Het geld dat daarna overblijft, wordt aan de aandeelhouders uitgekeerd. Dit bedrag min het kapitaal noemt men de “liquidatiebonus”.

Om te vermijden dat ondernemingen massaal geliquideerd worden, werd er een overgangsregeling voorzien. Bedrijven kunnen vanaf 1 juli 2013, onder bepaalde voorwaarden, de belaste reserves uitkeren, met inhouding van 10% roerende voorheffing, op voorwaarde dat de verworven dividenden onmiddellijk worden aangewend ter verhoging van het maatschappelijk kapitaal.
Enkel de belaste reserves die definitief zijn vastgesteld door de algemene vergadering ten laatste op 31 maart 2013, komen in aanmerking. Voor veel vennootschappen, die afsluiten per 31 december, werd de jaarrekening per 31 december 2012 vaak nog niet goedgekeurd door de algemene vergadering vóór 31 maart 2013. Dit wil concreet zeggen dat enkel de belaste reserves per 31 december 2011 in aanmerking komen.
Het bedrag waarmee de belaste reserves verminderd worden, moeten in het kapitaal opgenomen zijn tijdens het laatste boekjaar dat afsluit vóór 1 oktober 2014. Voor veel vennootschappen is dat het boekjaar 2013, dat afgesloten wordt op 31 december 2013. Dit wil zeggen dat alle vennootschappen die afsluiten op 31 december nog voor 31 december 2013 een dividenduitkering moeten doen, de 10% roerende voorheffing moeten betalen en de notariële akte voor kapitaalverhoging moeten laten verlijden bij de notaris. In sommige gevallen zal er ook een revisor moeten aangesteld worden. Om tegen het einde van het jaar een stormloop van kapitaalverhogingen te vermijden, werd er uitstel verleend en kan de akte uiterlijk op 31 maart 2014 worden verleden bij de notaris. De roerende voorheffing van 10% moet echter wel betaald worden vóór 15 januari 2014.

Deze omgezette netto reserves worden beschouwd als gestort kapitaal. Indien de vennootschap later overgaat tot een kapitaalvermindering, zal deze kapitaalvermindering eerst aangerekend worden op het nieuw ingebrachte kapitaal. Er zal dan geen roerende voorheffing verschuldigd zijn op deze kapitaalvermindering in de mate dat de kapitaalvermindering ten vroegste plaatsvindt na een verloop van 8 jaar voor grote vennootschappen en 4 jaar voor KMO’s.

Indien men dus vroegtijdig een kapitaalvermindering doet zijn volgende bijkomende tarieven inzake roerende voorheffing verschuldigd :

Bij niet KMO-vennootschappen :

Bij KMO’s :

Uitgekeerde reserves die werden opgenomen in het kapitaal in het kader van deze maatregel, zullen later niet in aanmerking komen om te kunnen genieten  van het verlaagde tarief van 15% roerende voorheffing op dividenduitkeringen.

De wetgever heeft wel een antimisbruikbepaling voorzien. De vennootschappen die naar aanleiding van deze maatregel hun dividendpolitiek wijzigen zullen gesanctioneerd worden. Vennootschappen zouden immers de betaling van 25% op dividenden kunnen vervangen door een betaling van 10% door incorporatie in kapitaal. De sanctie is een afzonderlijk aanslag van 15% op het positief verschil tussen het effectieve dividend en het normale dividend zoals verwacht op basis van de uitkeringspolitiek in de voorbije 5 jaren. Heeft u dus in de laatste vijf jaren dividenden uitgekeerd, dan moet u dat ook doen in het jaar dat de maatregel werd toepast, indien er natuurlijk winst is.

Men zou kunnen overwegen om een vennootschap te vereffenen en nadien een nieuwe vennootschap op te starten. Maar hier zal de fiscus met argusogen op toezien en zou men eveneens de antimisbruikbepaling voor kunnen inroepen. Men zal dan heel goede financiële en/of economische redenen moeten kunnen aanhalen.

Is het nu interessant om gebruik te maken van deze maatregel ?
In de volgende gevallen zou het interessant kunnen zijn :

Er zijn ook een aantal situaties waarbij het misschien niet zo interessant is :